ECLI:NL:RBDHA:2024:10850
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid gemeente voor arbeidsongeval van uitzendkracht
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een deelgeschil over de aansprakelijkheid van de gemeente Den Haag voor een arbeidsongeval. De verzoekster, een uitzendkracht die werkzaam was als baliemedewerker bij de gemeente, heeft op 15 augustus 2022 een val gemaakt tijdens haar werkzaamheden. De verzoekster heeft zich ziek gemeld na het ongeval en stelt dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van deze val. De gemeente betwist de aansprakelijkheid en stelt dat er geen causaal verband is tussen de val en de medische klachten van de verzoekster. De gemeente voert aan dat de val te kwalificeren is als een huis-, tuin- en keukenongeval, waarvoor zij niet aansprakelijk kan worden gesteld.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de val van de verzoekster inderdaad een huis-, tuin- en keukenongeval betreft. De rechter benadrukt dat een werkgever niet altijd verantwoordelijk is voor de normale risico's die aan het dagelijks leven zijn verbonden. In dit geval was de oorzaak van de val onduidelijk, maar de kantonrechter oordeelt dat de gemeente niet in gebreke is gebleven in haar zorgplicht. De verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat zij op een ondeugdelijke stoel is gaan zitten, en de gemeente heeft voldoende aangetoond dat de werkomgeving veilig was. De kantonrechter heeft het verzoek van de verzoekster om de gemeente aansprakelijk te stellen afgewezen en de kosten van het deelgeschil begroot op € 2.628,00, zonder de gemeente te veroordelen tot betaling van deze kosten.
De beslissing van de kantonrechter is dat de gemeente niet aansprakelijk is voor de schade van de verzoekster en dat de kosten van het deelgeschil worden begroot, maar niet aan de gemeente worden opgelegd.