In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen [verzoeker] en ASR Schadeverzekering N.V. Het geschil betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 3 juli 2021, waarbij [verzoeker] als bestuurder van een scooter betrokken was. [verzoeker] heeft ASR verzocht om aansprakelijkheid te erkennen voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ongeval. ASR heeft dit verzoek afgewezen en betwist dat haar verzekerde onrechtmatig heeft gehandeld.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de toedracht van het ongeval tussen partijen sterk verschilt en dat bewijslevering noodzakelijk is om de aansprakelijkheid vast te stellen. Hierdoor leent het verzoek van [verzoeker] zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure, die bedoeld is voor eenvoudige en snelle geschillen. Het verzoek tot vaststelling van de aansprakelijkheid is dan ook afgewezen.
Wel heeft de kantonrechter het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen, omdat dit relevant is voor de vaststelling van de toedracht van het ongeval. De getuigen [verzoeker], [getuige 1] en [getuige 2] zullen worden gehoord. De kosten van de procedure zijn begroot op € 1.063,68, maar ASR is niet veroordeeld tot betaling daarvan, aangezien de aansprakelijkheid nog niet is vastgesteld. De kantonrechter heeft de kosten alleen begroot en bepaald dat deze door ASR betaald moeten worden als haar aansprakelijkheid in een later stadium wordt vastgesteld.