Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Tunesische eiser wiens asielaanvraag op 12 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is afgewezen. De eiser, geboren in 1981, had op 21 april 2023 asiel aangevraagd in Nederland en stelde dat hij bedreigd was door de (ex-)verloofde van zijn voormalige vriendin. De rechtbank heeft de zaak op 5 juli 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelde dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, ondanks de persoonlijke situatie van de eiser. De verweerder had de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig geacht, maar concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat Tunesië voor de eiser geen veilig land zou zijn. De rechtbank merkte op dat de eiser niet eerder hulp had gezocht bij de Tunesische autoriteiten en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat zijn terugkeer naar Tunesië zou leiden tot ernstige schade.
De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat hij recht had op uitstel van vertrek om medische redenen. De medische documentatie toonde niet aan dat de eiser onder behandeling stond, en de rechtbank concludeerde dat de eiser de mogelijkheid had om een aparte aanvraag voor uitstel van vertrek in te dienen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en wees de proceskosten af.