ECLI:NL:RBDHA:2024:1083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/09/656540 / JE RK 23-2240 en C/09/658841 / JE RK 23-2531
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 4 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [kind] belast is met het ouderlijk gezag, maar dat zij niet aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de relevante stukken in de procedure meegenomen, waaronder verzoekschriften van de gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die verzochten om verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing.

Tijdens de mondelinge behandeling is [kind] gehoord, en hij heeft aangegeven blij te zijn met de mogelijkheid om te verhuizen naar een nieuwe woongroep in Hoorn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [kind] momenteel in een gesloten jeugdhulpsetting verblijft en dat er een noodzaak is voor toezicht door een jeugdbeschermer, vooral omdat de moeder niet altijd bereikbaar is. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling toegewezen, maar heeft ook opgemerkt dat een advies van de Raad voor de Kinderbescherming ontbreekt, wat vereist is gezien de duur van de ondertoezichtstelling.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 9 maart 2024 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend met ingang van 9 januari 2024. De behandeling van de overige verzoeken is aangehouden tot een zitting op 8 maart 2024, waarbij partijen opnieuw zullen worden opgeroepen. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de nieuwe woonplek voor [kind] een positieve impact zal hebben op zijn toekomstperspectief.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656540 / JE RK 23-2240 en C/09/658841 / JE RK 23-2531
Datum uitspraak: 4 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[kind], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
hierna te noemen: [kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 november 2023 (C/09/656540 / JE RK 23-2240);
  • aanvullende stukken ten aanzien van C/09/656540 / JE RK 23-2240 van de gecertificeerde instelling, binnengekomen bij de rechtbank op 12 december 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 december 2023 (C/09/658841 / JE RK 23-2531);
  • het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling van 29 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [naam 1] namens de gecertificeerde instelling;
  • [kind] ;
  • [naam 2] , de coach van [kind] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [kind] naar zijn mening gevraagd. [kind] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [kind] was – met instemming van de gecertificeerde instelling – ook tijdens de inhoudelijke behandeling aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden is de moeder belast met het ouderlijk gezag.
2.2.
[kind] verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, te weten bij [jeugdzorg] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 december 2022 de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd tot 9 januari 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 oktober 2023 een machtiging verleend [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 9 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoekschrift met het kenmerk C/09/656540 / JE RK 23-2240 strekt tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [kind] voor de duur van een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het verzoekschrift met het kenmerk C/09/658841 / JE RK 23-2531 strekt tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
De gecertificeerde instelling motiveert deze verzoeken als volgt. Het gaat al lange tijd goed met [kind] in de gesloten setting. [kind] houdt zich buiten conflicten, luistert goed naar de groepsleiding en geeft aan te willen veranderen. [kind] heeft al veel behandelingen gehad en hij geeft aan niet het idee te hebben dat deze hem helpen. Na gesprekken met [kind] is besloten dat hij behandeling krijgt in de vorm van sport en muziek bij [jeugdzorg] . [kind] is begonnen in de flexklas van de interne school van [jeugdzorg] . Hier laat hij wisselend gedrag zien. De school adviseert speciaal onderwijs voor [kind] . Tijdens een overleg met alle betrokkenen is gesproken over de vervolgplek voor [kind] . Voor [kind] is het belangrijk dat hij een passende woonplek krijgt die perspectief biedend is. [kind] kan 8 januari verhuizen naar een kleinschalige open woongroep van Nabij Zorg in Hoorn. Hoewel dit niet dicht bij zijn bekende omgeving is, vindt de gecertificeerde instelling dit toch een passende plek voor [kind] . Het contact tussen de gecertificeerde instelling en de moeder verloopt moeizaam. De moeder is vaak niet bereikbaar voor het ondertekenen van documenten, zoals het openen van een bankrekening. De gecertificeerde instelling vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig omdat het perspectief van [kind] nog niet helemaal vastligt. Het is noodzakelijk dat een jeugdbeschermer mee blijft kijken met [kind] om de hulp in te kunnen zetten die nodig blijkt, ook op de nieuwe woonplek van [kind] . Ook is de moeder op dit moment niet fysiek aanwezig voor [kind] en kan zij niet haar moederrol vervullen en moet onderzocht worden wat de stiefvader voor [kind] kan betekenen. Een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om [kind] te kunnen plaatsen op de woongroep van Nabij Zorg in Hoorn.

4.De standpunten

4.1.
Desgevraagd heeft [kind] ter zitting aangegeven dat hij blij is dat hij naar de woongroep in Hoorn kan verhuizen. Hij is daar geweest en heeft een goede indruk gekregen van de woonplek. [kind] is positief over het opbouwen van zijn leven in een andere omgeving en staat achter het plan van de jeugdbeschermer voor hem.
4.2.
Desgevraagd geeft de coach van [kind] aan dat het voor [kind] noodzakelijk is dat er personen in zijn leven komen waar hij op terug kan vallen. De coach geeft aan dat [kind] goed de verbinding met hulpverleners aangaat en dat de begeleiding die hij nu krijgt voortgezet zal worden, ook in zijn nieuwe woonplek in Hoorn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 en 1:265b, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat [kind] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hoewel het al lange tijd goed gaat in de gesloten setting moet [kind] de komende periode gaan wennen aan een normalere structuur met vrijheden en waarin hij ook weer naar school toe gaat. Omdat [kind] in zijn omgeving geen netwerk heeft om op terug te vallen, acht de kinderrechter het van groot belang dat de betrokken jeugdbeschermer toezicht blijft houden op [kind] en de hulp in kan zetten die voor hem nodig is. Dit is in het bijzonder belangrijk omdat de moeder niet in Nederland woont en ook niet altijd goed te bereiken is. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [kind] eindelijk een woonplek krijgt waar hij voor een lange tijd kan blijven wonen zodat [kind] zijn leven kan gaan opbouwen en meer vastigheid kan gaan ervaren. De kinderrechter is dan ook blij om te horen dat de gecertificeerde instelling een perspectief biedende woonplek in Hoorn heeft gevonden voor [kind] , en dat [kind] hier ook achter staat. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat dit een passende plek is voor [kind] waar hij voor een lange tijd kan blijven zodat zijn toekomstperspectief duidelijk is en blijft.
5.3.
De kinderrechter stelt vast dat de ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing in het geval van [kind] langer dan twee jaar duurt waardoor een advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek vereist is. Dit advies ontbreekt. De gecertificeerde instelling heeft laten weten dat het advies onlangs is gevraagd en binnen afzienbare termijn kan worden verwacht. Gelet hierop, en nu vooralsnog de noodzaak voor de verzochte maatregelen voldoende is gebleken, zal de kinderrechter de verzoeken voor twee maanden toewijzen en de verzoeken voor het overige aanhouden in afwachting van voornoemd advies. De behandeling van het aangehouden deel van de verzoeken zal worden voortgezet op 8 maart 2024 om 12:45 uur, waarvoor partijen zullen worden opgeroepen. De kinderrechter heeft [kind] gezegd dat hij ook zal worden uitgenodigd voor deze nadere zitting, en dat hij dan zelf kan beslissen of hij daar wel of geen gehoor aan geeft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind] tot 9 maart 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 9 januari 2024 tot 9 maart 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan tot de zitting op
8 maart 2024 om 12:45 uurbij
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechteren gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen: de gecertificeerde instelling, de moeder en [kind] voor een kindgesprek;
6.5.
verzoekt de gecertificeerde instelling om voorafgaand aan voormelde zitting het advies van de Raad als bedoeld in artikel 1:265j lid 3 BW over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] aan de rechtbank en belanghebbende te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2024 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van der Velden als griffier, en op schrift gesteld op 25 januari 2024.
Voor zover eindbeslissingen in deze beschikking zijn opgenomen, kan hiertegen hoger beroep kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.