ECLI:NL:RBDHA:2024:10824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
NL24.25219
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een Syrische nationaliteit met betrekking tot reservistendienst en risico op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024, wordt het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 24 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 13 juni 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat hij is opgeroepen voor reservistendienst en vreest voor ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank constateert dat de minister onvoldoende doorgevraagd heeft over de oproep voor reservistendienst en dat de eerdere terugkeer van eiser naar Syrië in 2013 en 2020 niet voldoende gemotiveerd is om aan te nemen dat er geen reëel risico op schade bestaat. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt tevens een proceskostenvergoeding van € 875,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25219

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. H.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 24 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 13 juni 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft in dit besluit tevens een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag verklaard dat hij uit Syrië is gevlucht vanwege de algemene oorlogssituatie. Eiser stelt verder dat hij is opgeroepen voor reservistendienst, maar dat hij daaraan geen gehoor heeft gegeven. Eiser vreest dat hij bij terugkeer wordt gedwongen om zich aan te sluiten bij een strijdende groepering, dat hij in reservistendienst moet treden of dat hij problemen krijgt door de geweigerde oproep voor reservistendienst.

Het bestreden besluit

6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. U wordt gezocht voor de reservistendienst.
De minister vindt het eerste relevante element geloofwaardig, maar het tweede relevante element niet.
De reservistendienst
7. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij is opgeroepen voor reservistendienst. Het is onzorgvuldig dat de minister in het nader gehoor geen vragen heeft gesteld over de oproep. Bovendien heeft eiser, in tegenstelling tot hetgeen de minister heeft overwogen, in het aanmeldgehoor wel degelijk melding gemaakt van de oproep. Eiser betoogt verder dat de minister ten onrechte tegenwerpt dat hij geen documenten heeft overgelegd met betrekking tot de oproep. Eiser had het document namelijk in persoon moeten ophalen bij de Mukhtar. Dat kan niet van eiser worden verwacht, gelet op het risico om te worden opgepakt. Uit informatie van Vluchtelingenwerk van 13 februari 2024 over de reservistendienst komt volgens eiser naar voren dat leeftijd niet zozeer een rol speelt bij het oproepen van reservisten en dat het voorkomt dat mannen ouder dan 42 jaar worden opgeroepen of opgepakt om te dienen als reservist.
8. De minister heeft in het bestreden besluit erkend dat de hoormedewerker vragen had moeten stellen over de oproep. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister verklaard dat in ieder geval gevraagd had moeten worden wanneer eiser de oproep heeft gekregen. Volgens de minister is er desondanks voldoende reden om aan te nemen dat eiser niet is opgeroepen. Daartoe heeft de minister in het bestreden besluit overwogen dat eisers leeftijd toen hij Syrië verliet aan de grens van de maximumleeftijd van 42 jaar lag waarbinnen reservisten worden opgeroepen, dat onduidelijk blijft waarom eiser zou zijn opgeroepen in een gebied dat niet onder controle staat van het regime en dat eiser zijn dienstplicht meer dan 19 jaar geleden heeft vervuld, waardoor niet waarschijnlijk is dat hij opnieuw zal moeten dienen. Daarnaast heeft de minister erop gewezen dat eiser pas in het nader gehoor melding heeft gemaakt van de oproep.
9. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser zowel tijdens het aanmeldgehoor als tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij is opgeroepen voor reservistendienst en dat hij aan deze oproep geen gehoor heeft gegeven. [1] De rechtbank stelt voorts vast dat de minister eiser tijdens het nader gehoor uitsluitend heeft gevraagd of hij onder de huidige omstandigheden wil dienen in het Syrische leger, of er omstandigheden zijn waaronder hij wel in het Syrische leger zou willen dienen en wat eisers taken zouden zijn als hij zou worden ingezet voor de reservistendienst. De minister heeft geen vragen gesteld over de oproep zelf, hetgeen gelet op de overwegingen in het bestreden besluit en de bij de zienswijze door eiser overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk wel in de rede had gelegen. Zo heeft de minister niet gevraagd wanneer en op welke wijze eiser de oproep heeft gekregen, terwijl dit onder andere gelet op eisers leeftijd toen hij Syrië voor het laatst heeft verlaten – [leeftijd] –, van belang is voor de beoordeling. Volgens de informatie in het algemeen ambtsbericht Syrië augustus 2023 zijn mannen namelijk oproepbaar als reservist tot de leeftijd van 42 jaar. De minister heeft evenmin vragen gesteld over het feit dat eiser stelt te zijn opgeroepen in een gebied dat niet onder controle staat van het regime, terwijl wel aan eiser wordt tegengeworpen dat onduidelijk is waarom dat is gebeurd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de minister het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
Het risico bij terugkeer
10. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer naar Syrië een reëel risico loopt op ernstige schade, ondanks dat hij in het verleden vanuit Libanon naar Syrië is teruggekeerd. Volgens eiser heeft de minister in het bestreden besluit ten onrechte overwogen dat de informatie uit het ambtsbericht, die eiser in de zienswijze heeft aangehaald, niet van toepassing is op eisers situatie. Het risico op schending van artikel 3 van het EVRM [2] bij terugkeer naar Syrië geldt volgens eiser niet alleen voor personen die in Nederland een verblijfsvergunning hebben en na langdurig verblijf terugkeren.
11. Paragraaf C7/33.4.4. van de Vreemdelingencirculaire vermeldt, voor zover hier van belang, dat het algemene uitgangspunt dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland een reëel risico loopt op ernstige schade, niet geldt als uit individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake als de vreemdeling na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Syrië op grond van individuele feiten en omstandigheden geen reëel risico (meer) loopt op ernstige schade. Met de enkele verwijzing naar het feit dat eiser eerder zonder problemen in 2013 en in november 2020 vanuit Libanon is teruggekeerd naar Syrië en daar enige tijd heeft verbleven, heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat ook thans geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade. Daarmee miskent de minister naar het oordeel van de rechtbank dat een veilige terugkeer van eiser naar Syrië in het verleden geen garantie is voor een veilige terugkeer op dit moment. Dit geldt temeer nu in het algemeen ambtsbericht [3] wordt bevestigd dat er geen eenduidig beeld is te schetsen van de houding van het Syrische regime ten aanzien van Syriërs die terugkeren. Bovendien is er inmiddels ruim drieënhalf jaar verstreken sinds eisers laatste terugkeer naar Syrië en heeft de minister onvoldoende onderbouwd dat uitzetting van eiser naar Syrië op dit moment met het oog op de veiligheidssituatie en het refoulement-risico vergelijkbaar is met de terugkeer van eiser naar Syrië in november 2020. Voorts heeft de minister ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken dat eiser in 2013 en 2020 steeds is teruggekeerd vanuit Libanon, terwijl nu van eiser wordt verwacht dat hij terugkeert vanuit Nederland, een land waarvan het aannemelijk is dat het als vijandig wordt gezien door het Syrische regime. [4] Dit brengt volgens het algemeen ambtsbericht een verhoogd veiligheidsrisico met zich. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de informatie in het algemeen ambtsbericht geen grond voor de conclusie van de minister dat dit risico uitsluitend zou gelden voor personen die terugkeren na het verkrijgen van een verblijfsvergunning in het westen. De beroepsgrond slaagt daarom.

Conclusie en gevolgen

13. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank bespreekt de overige beroepsgronden daarom niet. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 juni 2024;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pagina 7 van het rapport aanmeldgehoor en pagina 7 van het rapport nader gehoor
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Algemeen Ambtsbericht Syrië, augustus 2023, pagina 90
4.Algemeen Ambtsbericht Syrië, augustus 2023, pagina 85 en 90