ECLI:NL:RBDHA:2024:10816

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
09/227866-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met dodelijke afloop door achteruitrijden

Op 12 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 maart 2022 in Moordrecht een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beroepschauffeur, reed met zijn bedrijfsauto achteruit op de Oost Ringdijk en kwam in botsing met een voetganger, [slachtoffer], die op dat moment op de weg liep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid heeft getoond, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar op. De verdachte had verklaard dat hij geen andere mogelijkheid had dan achteruit te rijden om bij een mobiel toilet te komen, maar de rechtbank vond dat hij onvoldoende rekening had gehouden met andere weggebruikers. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn ervaring als beroepschauffeur, bijzonder waakzaam had moeten zijn, vooral onder de regenachtige omstandigheden en op de smalle weg. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een onderdeel van de tenlastelegging, namelijk het rijden met een gebrekkig functionerend geluidssignaal bij het achteruitrijden, omdat niet kon worden vastgesteld dat dit bijgedragen had aan het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/227866-22
Datum uitspraak: 12 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1971 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 februari 2024 (pro forma) en 28 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Roosma en van hetgeen dat door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2022 te Moordrecht, gemeente Zuidplas als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto),
daarmede rijdende over de weg, Oost Ringdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- over een (langere) afstand achteruit te rijden en/of
- te rijden terwijl het geluidssignaal bij het achteruit rijden gebrekkig functioneerde
en/of
- ( daarbij) onvoldoende aandacht te hebben en/of te houden op de achter hem
gelegen weg en/of
- niet tijdig te stoppen voor een zich op de Oost Ringdijk bevindende voetganger, te
weten [slachtoffer] ,
waardoor die [slachtoffer] werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 maart 2022 te Moordrecht, gemeente Zuidplas als bestuurder
van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, Oost Ringdijk,
- over een (langere) afstand achteruit heeft gereden en/of
- heeft gereden terwijl het geluidssignaal bij het achteruit rijden gebrekkig
functioneerde en/of
- ( daarbij) onvoldoende aandacht heeft gehad en/of heeft gehouden op de achter
hem gelegen weg en/of
- niet tijdig is gestopt voor een zich op de Oost Ringdijk bevindende voetganger, te
weten [slachtoffer] ,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het slachtoffer weliswaar heeft aangereden, maar dat hij hem niet heeft gezien tijdens het achteruitrijden van het voertuig dat hij heeft bestuurd.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Het ongeval
Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 1 maart 2022 reed de verdachte met zijn bedrijfsauto (een vrachtauto van het merk MAN) in Moordrecht langzaam achteruit de Oost Ringdijk op, richting de Zuidplaspolderweg. Twaalf seconden vóórdat de verdachte de Oost Ringdijk opreed, is het slachtoffer, [slachtoffer] , de weg in dezelfde richting opgelopen. Het doel van de verdachte was om ter hoogte van de Oost Ringdijk 25 een mobiel toilet te reinigen. Achter op de laadvloer van zijn bedrijfsauto bevonden zich twee mobiele toiletten. Onder de laadvloer en boven het kenteken bevond zich een achteruitrijcamera, waarvan de beelden voor de verdachte zichtbaar waren op een beeldscherm op het dashboard. De auto was daarnaast uitgerust met zijspiegels, zwaailampen, flitslampen en een geluidssignaal dat aansloeg wanneer de auto achteruitreed.
Ter hoogte van de oprit van perceel 23 op de Oost Ringdijk, is de verdachte (nog steeds achteruitrijdend) met de achterzijde van zijn bedrijfsauto in botsing gekomen met het slachtoffer.
Het slachtoffer is per ambulance naar het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda vervoerd, waarna hij naar het UMC te Utrecht is overgeplaatst. Daar werd een meervoudige bekkenbreuk vastgesteld, een breuk van het borstbeen en breuken van meerdere rechtszijdige ribben. Ook was er een bloedophoping en een luchtophoping in de rechterborstholte. Hij ontwikkelde daarna een longontsteking die moeilijk te behandelen bleek. Uiteindelijk is het slachtoffer op 13 maart 2022 als gevolg van het door de aanrijding opgelopen borst- en bekkenletsel overleden.
3.4.2
De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen andere mogelijkheid had dan achteruit de Oost Ringdijk op te rijden, omdat hij alleen op die manier met zijn voertuig in de juiste positie bij het mobiele toilet kon komen. Dit omdat de zuigslang van de reinigingsapparatuur op het voertuig zich aan de passagierskant bevond en hij gezien de afmeting van zijn voertuig niet kon keren op of nabij de locatie van het te reinigen mobiele toilet.
De verdachte heeft eveneens verklaard dat hij beroepschauffeur is en al één jaar in de desbetreffende bedrijfsauto reed. Naar eigen zeggen is hij stapvoets achteruit gereden, met beide zijramen open, en heeft hij daarnaast aandachtig afwisselend in zijn zijspiegels gekeken en op het beeldscherm van de achteruitrijcamera op zijn dashboard. Hij heeft via zijn spiegels en de beelden van de achteruitrijcamera volledig zicht gehad op wat zich achter het voertuig bevond, maar heeft desondanks het slachtoffer niet tijdig gezien. Toen de verdachte het slachtoffer uiteindelijk waarnam op zijn beeldscherm was het al te laat. Hij zag het slachtoffer met zijn armen en handen omhoog en in een lage positie. De verdachte vermoedt dat het slachtoffer toen al was gevallen door de botsing met de bedrijfsauto.
Volgens de verdachte had de achteruitrijcamera een zichtbereik van 5 à 6 meter en was dat ook het zichtbereik ten tijde van het ongeval. Op pagina 46 van het procesdossier is een foto opgenomen waaruit kan worden afgeleid wat ongeveer de kijkafstand van de achteruitcamera was. Daarop is een persoon te zien die – gezien de lengte van de langs de weg geparkeerde voertuigen – verder weg staat dan op een afstand van 5 à 6 meter tot de camera. Ter terechtzitting onderschreef de verdachte dit desgevraagd. De rechtbank gaat ervan uit dat de kijkafstand niet beperkt is geweest tot 6 meter, maar dat personen en objecten naarmate zij zich op verdere afstand van de camera bevinden op het beeldscherm – niet anders dan bij rechtstreeks zicht – minder goed waarneembaar zijn.
3.4.3
Is er schuld als bedoeld in artikel 6 WVW?
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) te komen, dient de rechtbank vast te stellen dat de verdachte schuld heeft in de zin van die bepaling. Wil daarvan sprake zijn, dan moet de verdachte zich ten minste in aanmerkelijke mate verwijtbaar onvoorzichtig en/of onoplettend hebben gedragen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad gaat het daarbij om het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld.
De rechtbank overweegt als volgt. De verdachte reed voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden met zijn bedrijfsauto ruim 80 meter achteruit op de Oost Ringdijk. Achteruitrijden is een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en brengt mee dat het overige verkeer voorgaat. Daar komt bij dat de verdachte te maken had met een relatief smalle weg (de breedte van de rijbaan was 3.40 meter; de breedte van de bedrijfsauto bedroeg inclusief spiegels 3.10 meter) en het zicht werd enigszins beperkt door hoge erfafscheidingen. De weersomstandigheden waren minder gunstig. Het was regenachtig. Zeker onder de hiervoor genoemde omstandigheden moest de verdachte bijzonder waakzaam zijn om tijdig de aanwezigheid van andere (zwakkere) weggebruikers te constateren. Juist van een beroepschauffeur als verdachte mocht die bijzondere waakzaamheid in deze situatie, waarin achteruit wordt gereden op een smalle rijbaan, worden verwacht. Nu op basis van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat het slachtoffer zich al enige tijd op de betreffende weg bevond, had de verdachte naar het oordeel van de rechtbank het slachtoffer (dat zich tijdens de aanrijding midden op de weg bevond) dan ook eerder moeten en kunnen zien. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte bij het achteruitrijden onvoldoende zicht heeft gehouden op de situatie achter zijn auto.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat het rijgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd. Het verkeersongeval is dus aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten.
3.4.4
Vrijspraak ten aanzien van een onderdeel van de tenlastelegging
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onderdeel “heeft gereden terwijl het geluidssignaal bij het achteruit rijden gebrekkig functioneerde”. Hoewel is gebleken dat het volume van het geluidssignaal bij het achteruitrijden van het voertuig ten tijde van het ongeval kennelijk niet naar behoren was, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of en in hoeverre dat eraan heeft bijgedragen dat het ongeval heeft plaatsgevonden.
3.4.5
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 1 maart 2022 te Moordrecht, gemeente Zuidplas als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, Oost Ringdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
- over een langere afstand achteruit te rijden en
- daarbij onvoldoende aandacht te hebben en te houden op de achter hem
gelegen weg en
- niet tijdig te stoppen voor een zich op de Oost Ringdijk bevindende voetganger, te
weten [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] werd gedood.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van één (1) jaar met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft gewezen op zijn persoonlijke omstandigheden die onder meer zijn gelegen in het behoud van en functioneren op zijn werk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft op 1 maart 2022 in Moordrecht een verkeersongeval veroorzaakt door met zijn bedrijfsauto achteruitrijdend het slachtoffer aan te rijden. Daarbij heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen als gevolg waarvan hij is te komen overlijden. De verdachte heeft door zijn verkeersgedrag onvoldoende rekening gehouden met verkeersdeelnemers in zijn omgeving terwijl hij met een bedrijfsauto in regenachtige weersomstandigheden en met beperkt zicht op een nauwe weg achteruitreed.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 januari 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor gevallen zoals dit vermeld een taakstraf van 240 uren en een rijontzegging van één jaar.
In dit geval houdt de rechtbank er in strafverminderende zin rekening mee dat het tenlastegelegde feit meer dan twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. De rechtbank houdt ook in enigszins strafverminderende zin rekening met het feit dat het ongeval ook op de verdachte grote indruk heeft gemaakt en dat hij direct na het voorval naar de echtgenote van het slachtoffer is toegegaan. De dochter van het slachtoffer heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat haar moeder dit – door hem geïnitieerde – contact als zeer prettig heeft ervaren.
De strafoplegging
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 180 uren en een rijontzegging van één jaar passend en geboden. De reclassering zal met de verdachte in contact treden over de precieze uitvoering van de taakstraf, waarbij het de bedoeling is dat deze niet tot het verlies van zijn werk leidt. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (met name het belang om zijn werk als chauffeur te behouden) en het tijdsverloop ziet de rechtbank aanleiding de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft zij geconstateerd dat de verdachte sinds het noodlottige ongeval niet met justitie in aanraking is geweest vanwege overtreding van de WVW.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
180(
HONDERDENTACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90(
NEGENTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
1 (ÉÉN) JAAR;
bepaalt dat deze bijkomende straf
niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kist, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2024.
Bijlage
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022074090-1, van de politie eenheid Den Haag, district, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 68).
1. Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, opgemaakt op 1 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 2-5):
Locatie ongeval
Datum : 1 maart 2022
Omstreeks : 11:30 uur
Adres : Oost Ringdijk ter hoogte van perceel 23
Plaats : Moordrecht
Gemeente : Zuidplas
Betrokkene 1: bestuurder, dhr. [de verdachte] , reed in de MAN kenteken: [kenteken]
Betrokkene 2: voetganger, dhr. [slachtoffer] . Overledene.
2. Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 27 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 24-67):
1.3
Beknopte ongevalsbeschrijving
Op dinsdag 1 maart 2022, omstreeks 11:30 uur had op de Oost Ringdijk gelegen binnen de bebouwde kom van Moordrecht in de gemeente Zuidplas op het weggedeelte gelegen tussen de Middelweg en de Zuidplaspolderweg een verkeerongeval plaatsgevonden tussen een bedrijfsvoertuig en een voetganger.
De bedrijfsauto reed op de Oost Ringdijk achteruit en kwam in aanrijding met een voetganger.
De voetganger raakte hierbij gewond en moest voor medische zorg naar een ziekenhuis worden
overgebracht.
Bij dit ongeval waren betrokken:
Een bedrijfsauto
Merk M.A.N, type TGE, voorzien van het kenteken [kenteken] .
De rijbaan breedte van de Oost Ringdijk was 3,40 meter.(Breedte M.A.N incl. spiegels ongeveer 3.10 meter)
Wij verbalisanten zagen objecten welke het zicht van de bestuurder van de M.A.N in de richting van de voetganger kan hebben beïnvloed.
Aan de zijde van de woonboot percelen waren namelijk hoge erfafscheidingen (bosschage en schuttingen) gesitueerd.
Op de M.A.N zat een achteruitrijcamera systeem gemonteerd.
Op veiliggestelde camerabeelden was het volgende waar te nemen;
Een voetganger liep vanaf de Middelweg linksaf de Oost Ringdijk op.
De M.A.N naderde vanaf de West Ringdijk de Middelweg en de Oost Ringdijk
Tussen het moment van het oplopen van de voetganger en het oprijden van de M.A.N van de Oost Ringdijk zat ongeveer 12 seconden.
3. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 28 juni 2024, voor zover inhoudende een foto waarop een bestelbus is afgebeeld waaronder de volgende tekst staat vermeld: “
Figuur 1 Perceel nummer 23 tot hier rijdt de verdachte vanaf de Middelweg achteruit om Dixie’s te wisselen. Afstand van Middelweg tot perceel 23 : Totale afstand: 84,54 m via Google Maps”, zie pagina 61 van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022074090-1.
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de verdachte] , opgemaakt op 24 april 2022, voor zover inhoudende (p. 6-9):
A: Ik heb meneer aangereden en een aantal dagen later, of een a twee weken later is deze meneer overleden.
V: U gaf aan dat het voertuig een achteruitrij camera heeft.
A: Ja dat klopt. Die zit precies in het midden van het voertuig boven de
kentekenplaat. Er is nog een gedeelte van de laadvloer die ongeveer 1 meter
uitsteekt, dat is eigenlijk de laadvloer waar precies twee dixi's op passen.
V: De camera heeft dan een beeldscherm op het dashboard?
A: Ja.
V: Heeft u daar in gekeken?
A: Ja, het is natuurlijk steeds spiegelen van links naar rechts en weer op het
beeldscherm van de camera kijken. Toen ik de man uiteindelijk waarnam op mijn
beeldscherm was het te laat. Ik zag dat de man in het midden van de weg liep, in het midden van mijn auto. Ik zag hem recht voor mijn camera, met zijn gezicht in de camera, hij had zijn armen en handen omhoog.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 juni 2024, voor zover inhoudende:
Ik had al een jaar in dat voertuig gereden, dag in dag uit. Er zat ook een camera op. Ik ben afhankelijk van de spiegels en de camera’s. De camera zit precies in het midden van de laadvloer. Ik heb zo volledig zicht op de achterkant.
Ik rijd achteruit, heel rustig, met de raampjes open. Ik kom bij de heg. Ik zie meneer [slachtoffer] zo onderuit. Ik was aan het spiegelen, en toen hing hij met het gezicht in de camera. Ik heb hem niet zien lopen.
Het zou kunnen dat de persoon op foto 13, pagina 46 van het procesdossier, verder staat dan 5 à 6 meter op de achteruitrijcamera. Ik kan de afstand niet inschatten met zo’n beeld.
6. Het schouwverslag, op 13 maart 2022 opgemaakt en ondertekend door D. Rijken, forensisch arts, voor zover inhoudende (p. 17):
Cliënt [slachtoffer]
Voornamen [voornamen slachtoffer]
Geslacht Man
Geboren op [geboortedag 2] -1941 te [geboorteplaats 2]
Plaats van overlijden Ziekenhuis
Overleden te UTRECHT Gemeente UTRECHT
Bij onderzoek in het ziekenhuis bleek sprake van een meervoudige bekkenbreuk met aanwijzingen voor bijkomend borstletsel waarvoor hij werd overgeplaatst naar het UMC Utrecht. Alhier werd betrokkene dezelfde dag geopereerd ter stabilisatie van de bekkenbreuk. Het borstletsel werd nader onderzocht en bestond uit een
breuk van het borstbeen, meerdere rechtszijdige ribben (voorzijde 5-8 en 9-
10) en meerdere wervels; hierbij was er een bloedophoping en
luchtophoping in de rechterborstholte.
Betrokkene werd opgenomen op de afdeling intensieve zorgen. Over de
navolgende dagen ontwikkelde hij een longontsteking die moeilijk
behandelbaar bleek; en op 11.03.2022 werd gecompliceerd door een
longbloeding.
In het ziekenhuis bleek sprake van ernstig borst- en bekkenletsel.
Betrokkene is op 13.03.2022 aan de gevolgen hiervan komen te overlijden.
Er is sprake van een direct causaal verband tussen het verkeersongeval en
het overlijden.