Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer [nummer], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 wordt het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, een EU-burger, had op 1 juli 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om schadevergoeding. Eiser stelt dat de wettelijke grondslag voor de maatregel onjuist is, omdat hij in Bulgarije een bestendig verblijf zou hebben opgebouwd, waardoor zijn verblijf in Nederland effectief zou zijn beëindigd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij rechtmatig verblijf had bij zijn terugkeer naar Nederland. De rechtbank concludeert dat de minister terecht de maatregel van bewaring heeft opgelegd, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn verblijf in Nederland niet meer voortzetting was van zijn eerdere verblijf.
Daarnaast beoordeelt de rechtbank of de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzetting van eiser. Eiser stelt dat de minister te lang heeft gewacht met het boeken van een vlucht naar Bulgarije. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, gezien de omstandigheden en de tijdspanne tussen de vrijlating van eiser uit detentie en de boeking van de vlucht. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de inbewaringstelling rechtmatig is. Eiser heeft geen recht op schadevergoeding en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.