In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 10 mei 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat hij geen contact meer heeft kunnen krijgen met zijn cliënt, die op 20 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet langer prijs stelt op de internationale bescherming in Nederland, wat leidt tot de conclusie dat hij geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.