ECLI:NL:RBDHA:2024:10811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
NL24.26266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon. De maatregel van bewaring was op 28 mei 2024 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, maar werd op 26 juni 2024 opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 3 juli 2024 gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring inmiddels was opgeheven. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en geconcludeerd dat deze tot het moment van opheffing rechtmatig was. Eiser voerde aan dat er geen reëel zicht op uitzetting naar Marokko was, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten waren voor het oordeel dat verweerder voortvarend werkte aan de uitzetting van eiser.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26266

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en
de minister van Asiel en Migratie, onder wie begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 mei 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Verweerder heeft op 26 juni 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 3 juli 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1994 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat een reëel zicht op uitzetting naar Marokko binnen redelijke termijn ontbreekt. Er zijn sinds het identiteitsonderzoek bij Italië op 30 mei 2024 is opgestart geen rappelberichten aan Italië verzonden. Daarnaast meent eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de identiteitsvaststelling en uitzetting.
5. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn ontbreekt. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat in het algemeen het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [3] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. Dat verweerder tot op heden geen reactie van de Italiaanse autoriteiten heeft ontvangen naar aanleiding van het identiteitsonderzoek, betekent niet dat geen zicht op uitzetting meer bestaat. Het enkele feit dat eiser nog niet is uitgezet maakt niet dat op voorhand zicht op uitzetting op dit moment ontbreekt.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Sinds het sluiten van het onderzoek op 19 juni 2024, heeft verweerder op 30 mei 2024 een identiteitsonderzoek gestart bij de Italiaanse autoriteiten naar aanleiding van een SIS II signalering. Daarnaast heeft verweerder blijkens de voortgangsrapportage een vertrekgesprek gevoerd met eiser op 29 mei 2024. Verweerder werkt met deze uitzettingshandelingen voldoende voortvarend aan eisers uitzetting naar Marokko.
7.
Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [4]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2024 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
4.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.