ECLI:NL:RBDHA:2024:10802
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Guinese verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 14 mei 2024 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als reden dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-regelgeving. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak is aangegeven dat er op dezelfde dag ook een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.20678) die betrekking heeft op het beroep van de verzoekster. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de voorlopige voorziening niet meer nodig. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.