ECLI:NL:RBDHA:2024:10799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
NL24.20678
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Spanje op basis van Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Guinese vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 11 juli 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft en eiseres mag worden overgedragen aan Spanje. Eiseres had aangevoerd dat zij niet goed was gehoord door een tolk en dat er procedurele gebreken waren, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet benadeeld is in haar belangen. De rechtbank stelt vast dat eiseres de tolk goed kon verstaan en dat zij de mogelijkheid had om correcties aan te brengen.

Daarnaast heeft eiseres betoogd dat de minister ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, en dat zij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank oordeelt echter dat de minister in redelijkheid kon stellen dat er geen aanwijzingen zijn dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiseres heeft niet aangetoond dat Nederland het meest geschikte land is voor haar medische behandeling. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20678

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Guinese nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en
de minister van Asiel en Migratie (voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.20679. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres omdat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 27 december 2023 bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 18 januari 2024, op grond van artikel 13, eerste lid van de Dublinverordening aanvaard.
5. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiseres in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiseres. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is, niet bespreken.
Is eiseres gehoord in een taal die zij niet of niet goed verstond?
6. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit een aantal procedurele gebreken bevat. De minister heeft ten eerste ten onrechte gebruik gemaakt van een tolk in een taal die eiseres niet voldoende machtig was. Ten tweede heeft het gehoor niet binnen 14 dagen na de asielaanvraag plaatsgevonden. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres door het inschakelen van een tolk die niet in haar voorkeurstaal tolkte is benadeeld of in haar belangen is geschaad.
6.1.
De rechtbank overweegt dat eiseres in het gehoor heeft aangegeven de tolk goed te kunnen verstaan en te begrijpen in het Madinka en dat eiseres de mogelijkheid heeft gehad, en ook van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, om correcties en aanvullingen op het gehoor in te dienen. Voorts overweegt de rechtbank dat uit het dossier volgt dat eiseres al op 3 december 2023 is uitgenodigd voor een gehoor. Vervolgens is eiseres wederom uitgenodigd voor een gehoor op 17 december 2023 en op 23 december 2024. De rechtbank volgt het betoog van eiseres dat zij buiten de veertien dagen termijn is gehoord en dat de minister vier weken heeft gehad voor het regelen van een registertolk dan ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.
Kan de minister uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
7. Eiseres voert aan dat de minister ten aanzien van Spanje ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres stelt dat zij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Eiseres stelt dat ondanks dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in de uitspraak van 27 januari 2023 het AIDA-rapport heeft beoordeeld en heeft geoordeeld dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, met haar kwetsbare situatie onvoldoende rekening is gehouden door de minister. Zo stelt eiseres dat met betrekking tot de toegang tot opvang, de problemen in het algemeen wellicht niet structureel en ernstig zijn, maar dat deze er wel zijn en dat rekening moet worden gehouden met haar kwetsbare situatie.
8. De rechtbank overweegt dat, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de minister er in het algemeen van mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. [2] Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont dat zij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of artikel 4 van het Handvest. Daarvan is pas sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [3]
9. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank is van oordeel dat eiseres zich bij eventuele problemen kan melden bij de Spaanse autoriteiten. Niet gesteld, noch gebleken is dat de Spaanse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen. In dit licht is de rechtbank met de minister van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres onder specialistische behandeling staat of deze nodig heeft of dat er aanwijzingen zijn dat Nederland het meest geschikte land is om eiseres te behandelen. De minister mag - gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en bezien in samenhang met het gegeven dat eiseres niet heeft gesteld noch heeft onderbouwd dat Nederland het aangewezen land voor haar behandeling is – er vanuit gaan dat de medische voorzieningen in Spanje, eiseres de zorg kunnen bieden die zij nodig heeft.
10. Uitgaande van de terughoudende toetsing is de rechtbank verder van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om haar verzoek om internationale bescherming met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiseres mag worden overgedragen aan Spanje. Eisers krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3190).
3.Zie het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018.