ECLI:NL:RBDHA:2024:10796
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder beroepsprocedure
Op 11 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 22/4876. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.B. Swart, had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend na de afwijzing van haar aanvraag voor een EU-verblijfsdocument door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 22 februari 2022 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard in een besluit van 7 juli 2022. Verzoekster had tegen dit besluit beroep ingesteld, geregistreerd onder AWB 23/4875, maar dit beroep later ingetrokken. Hierdoor was er geen beroepsprocedure meer aan de gang, wat leidde tot de conclusie dat niet voldaan werd aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was en besloot het verzoek niet inhoudelijk te beoordelen. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.