ECLI:NL:RBDHA:2024:10792
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsdocument en verzoek om voorlopige voorziening
Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 23/3468, waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.B. Swart, een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van haar aanvraag voor een EU-verblijfsdocument door de minister van Asiel en Migratie, die op 22 februari 2022 had plaatsgevonden. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 3 maart 2023 ongegrond verklaard door de minister, wat leidde tot het indienen van beroep door verzoekster. Dit beroep werd geregistreerd onder zaaknummer AWB 23/3467.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de beroepszaak AWB 23/3467, waarbij het beroep gegrond werd verklaard en het bestreden besluit van de minister werd vernietigd. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd dit verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter heeft echter de minister wel veroordeeld in de proceskosten die verzoekster had gemaakt, vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift werd toegekend, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 1. Aangezien er geen griffierecht was geheven, was de minister niet verplicht om dit te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.