ECLI:NL:RBDHA:2024:10789
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de handhaving van het besluit tot uitzetting van een Egyptische asielzoeker
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2024, wordt het beroep van eiser, een Egyptische asielzoeker, tegen de handhaving van het besluit tot uitzetting behandeld. Eiser had op 19 maart 2024 een zesde aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloot op 20 maart 2024 dat de uitzetting niet achterwege zou blijven. Eiser's asielaanvraag werd op 8 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard, en zijn bezwaar tegen het besluit van 20 maart werd op 17 mei 2024 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank oordeelt dat de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zijn vanwege een gebrek aan connexiteit.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er geen nieuwe relevante elementen zijn in het asielrelaas van eiser. Eiser stelt dat hij geen plek, huis of geld heeft in Egypte en dat zijn vader gedetineerd is, maar de rechtbank concludeert dat deze stellingen niet onderbouwd zijn en dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag louter is ingediend om de uitzetting te vertragen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding, aangezien er geen aanleiding voor bestaat.