ECLI:NL:RBDHA:2024:1075
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.T. van Dalen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 juni 2022, waarin werd vastgesteld dat zij per 6 april 2022 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Dit besluit was gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Het UWV heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard in een besluit van 16 juni 2023, waarop eiseres beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 5 januari 2024 behandeld. Eiseres voerde aan dat zij niet in staat is om te werken en dat er een contra-expertise had moeten plaatsvinden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft echter het medisch advies van T. Hupkens meegenomen in zijn beoordeling, maar dit advies was opgesteld in het kader van de Participatiewet, wat een ander beoordelingskader met zich meebrengt dan de WIA. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b voldoende zorgvuldig heeft gehandeld door alleen vanuit medische optiek het rapport van de primaire verzekeringsarts te beoordelen, omdat de bezwaargronden van eiseres geen aanleiding gaven voor een heroverweging vanuit arbeidskundig perspectief.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres per 6 april 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.