ECLI:NL:RBDHA:2024:10714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
C/09/665182 / JE RK 24-751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling ex artikel 1:265g BW

Op 24 juni 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019. De zaak is behandeld naar aanleiding van verzoekschriften van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, en de ouders, [de moeder] en [de vader]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige bij de moeder woont, met een zorgregeling voor de vader. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling en de vader ontvankelijk verklaard, ondanks verweer van de moeder, die stelde dat er geen wijziging van omstandigheden was en dat de bestaande afspraken helder waren.

De kinderrechter heeft de huidige zorgregeling als problematisch ervaren, met name door de onduidelijkheid en spanningen tussen de ouders. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de zorgregeling te wijzigen in het belang van de minderjarige, vooral omdat de ondertoezichtstelling binnenkort zal eindigen. De kinderrechter heeft de zorgregeling voor de zomervakantie 2024 vastgesteld, waarbij de minderjarige in de even jaren de eerste twee weken bij de vader verblijft en de derde en vierde week bij de moeder, met de laatste twee weken volgens de reguliere zorgregeling. Voor de zomervakantie vanaf 2025 is een gelijkmatige verdeling van de zorg tussen de ouders vastgesteld.

Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de ophaal- en brengtijden tijdens vakanties en feestdagen, waarbij de ouders de minderjarige op de dag voor de vakantie of feestdag ophalen. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de minderjarige minstens twee keer per week (video)contact moet hebben met de ouder bij wie hij niet verblijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de overige bepalingen van de eerdere beschikking van 14 april 2023 gehandhaafd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/665182 / JE RK 24-751
Datum uitspraak: 24 juni 2024

Beschikking van de kinderrechter

Wijziging zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 24 april 2024 ingekomen verzoekschrift en op 30 april 2024 ingekomen aanvullende/gewijzigde verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling;
betreffende:

[de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. B. van Haeften te Den Haag,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 23 april 2024, ingekomen bij de rechtbank op 24 april 2024;
- het aanvullende/gewijzigde verzoekschrift van 30 april 2024;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, van de vader van 1 mei 2024;
- het verweerschrift van de moeder met bijlagen van 21 mei 2024, ontvangen op 22 mei 2024.
Op 27 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

- [de minderjarige] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [de minderjarige] woont bij de moeder en heeft een zorgregeling met de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 17 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 19 juli 2024.
- De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 april 2023 de volgende verdeling van de zorg en opvoedingstaken vastgesteld:
De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 16 augustus 2022 –:
bepaalt als zorgregeling dat [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:
- in de even weken: van donderdag uit de opvang/uit school (of indien geen opvang/school, vanaf 12.00 uur) tot zondag 15.00 uur;
- in de oneven weken: van woensdag uit de opvang/uit school (of indien geen opvang/school, vanaf 12.00 uur) tot vrijdag 17.30 uur;
bepaalt als vakantieregeling met ingang van 2024 dat:
- in de zomervakantie:
-
in de even jaren: [de minderjarige] de eerste twee weken bij de vader is, de derde en vierde week bij de moeder is en dat de laatste twee weken de zorgregeling doorloopt;
-
in de oneven jaren: [de minderjarige] de eerste twee weken bij de moeder is, de derde en vierde week bij de vader is en dat de laatste twee weken de zorgregeling doorloopt;
- de vader ieder jaar voor 31 januari doorgeeft in welke extra schoolvakantie [de minderjarige] bij de vader zal zijn (herfst-, voorjaars-, mei- of kerstvakantie), met uitzondering van de week in de kerstvakantie waarin de kerstdagen vallen;
bepaalt als feestdagenregeling dat [de minderjarige] :
- met het Suikerfeest: bij de vader is;
- met het Offerfeest: bij de vader is;
- de 27e dag van de Ramadan: bij de vader is;
- op 1e en 2e kerstdag: bij de moeder is;
- op 1e en 2e paasdag: bij de moeder is;
- met Pinksteren: bij de moeder is;
- op Hemelvaartsdag: bij de moeder is;
- op Goede Vrijdag: bij de moeder is;
- met Sinterklaas op 5 december: in de even jaren bij de moeder is en in de oneven jaren bij de vader is;
- op Koningsdag op 27 april: in de even jaren bij de vader is en in de oneven jaren bij de moeder is;
- met Oud en Nieuw op 31 december en 1 januari: in de even jaren bij de moeder is en in de oneven jaren bij de vader is;
- op de verjaardag van [de minderjarige] : bij de ouder is waar hij volgens de zorgregeling is.

Verzoek

De gecertificeerde instelling heeft verzocht de bij beschikking d.d. 14 april 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (deels) te wijzigen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken –
naar de kinderrechter op basis van het verzoekschrift en het aanvullende/gewijzigde verzoekschrift begrijpt– als volgt vast te stellen:
Ophaal- en brengtijden
Bij feestdagen haalt de ouder waar [de minderjarige] de feestdag doorbrengt, de dag voor de feestdag op uit school (indien geen school haalt de ouder [de minderjarige] om 17.30 uur op bij de andere ouder). Op deze manier krijgt [de minderjarige] de ruimte om de feestdag te beginnen bij de ouder waar hij de feestdag doorbrengt. De ouder waar [de minderjarige] de feestdag heeft doorgebracht, brengt hem de dag daarna weer naar school (indien geen school, brengt de ouder [de minderjarige] om 15.00 uur weer terug bij de andere ouder).
Jeugdbescherming west is van mening dat dit voor [de minderjarige] het meest rustig is. Indien hij de dag voor of na de feestdag al bij de ouder is of bij dezelfde ouder dient te zijn volgens de reguliere zorgregeling, geldt de reguliere zorgregeling.
Vakantieregeling
- Even jaren:
[de minderjarige] verblijft in de meivakantie de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader.
[de minderjarige] verblijft in de voorjaarsvakantie bij vader.
[de minderjarige] verblijft in de herfstvakantie bij moeder.
[de minderjarige] verblijft in de kerstvakantie volgens de reguliere omgangsregeling bij ouders (met uitzondering van de kerstdagen en oud en nieuw die vastgesteld zijn in de feestdagen regeling).
- Oneven jaren:
[de minderjarige] verblijft in de meivakantie de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder.
[de minderjarige] verblijft in de voorjaarsvakantie bij moeder.
[de minderjarige] verblijft in de herfstvakantie bij vader.
[de minderjarige] verblijft in de kerstvakantie volgens de reguliere omgangsregeling bij de ouders (met uitzondering van de kerstdagen en oud en nieuw die vastgesteld zijn in de feestdagen regeling).
Zomervakantie-regeling 2024
- [de minderjarige] verblijft de eerste twee weken bij vader
- [de minderjarige] verblijft in week drie en vier bij moeder
- [de minderjarige] verblijft in week vijf bij vader
- [de minderjarige] verblijft in week zes bij moeder (moeder brengt hem na de zomervakantie naar school en vanaf daar geldt de reguliere zorgregeling weer).
Zomervakantie-regeling met ingang van 2025
- Oneven jaren: [de minderjarige] verblijft de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader.
- Even jaren: [de minderjarige] verblijft de eerste drie weken bij vader en de laatste drie weken bij moeder.
Voor de zomervakantie: [de minderjarige] (video)belt in de zomervakantie één keer per week met de ouder waar [de minderjarige] op dat moment niet is.
Voor de ophaal- en brengtijden tijdens de vakantieregeling stelt de gecertificeerde instelling hetzelfde voor als tijdens feestdagen. [de minderjarige] wordt door de ouder waar hij de vakantie doorbrengt, de dag voordat de vakantie begint, opgehaald uit school (indien geen school, haalt de ouder [de minderjarige] om 17.30 uur op bij de andere ouder). De ouder waar [de minderjarige] de vakantie heeft doorgebracht, brengt hem de dag na de vakantie naar school (indien geen school, brengt de ouder [de minderjarige] om 15.00 uur bij de andere ouder).
De gecertificeerde instelling verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. De reguliere zorgregeling, zoals bepaald bij beschikking van 14 april 2023, loopt en kan ongewijzigd blijven. Ook ten aanzien van de verdeling van de feestdagen bestaat geen discussie. Maar twee andere aspecten uit de zorgregeling zorgen voor ruis tussen de ouders. Allereerst zijn in de beschikking geen ophaal- en brengtijden opgenomen voor de feestdagen en de vakantieregeling, waardoor de ouders hier steeds over moeten communiceren. De ouders vinden daarin vaak geen overeenstemming, wat leidt tot stress en bovendien wordt het wantrouwen tussen de ouders getriggerd. Ten tweede laat de huidige zorgregeling ook ruimte voor een eigen interpretatie van de vakantieregeling zelf. Dit zorgt opnieuw voor discussie tussen de ouders en zeer recent heeft dit zelfs tot een rechtszaak geleid, waarbij de vader vervangende toestemming heeft verzocht voor een vakantie in de meivakantie. De ouders komen hierdoor weer tegenover elkaar te staan in de rechtbank, wat een hoop frustratie, stress en verdriet met zich meebrengt. Dit is niet in het belang van [de minderjarige] . Gezien het voorgaande is het daarom in het belang van [de minderjarige] dat er een vakantieregeling wordt vastgesteld, waarbij de ouders niet elk jaar opnieuw met elkaar moeten communiceren. Daarnaast moet een vaste afspraak in de beschikking worden opgenomen over de ophaal- en brengtijden. Een meer gelijke verdeling van de vakanties, lijkt – in verhouding met de huidige reguliere zorgregeling – het meest in het belang van [de minderjarige] . Daarbij is het belangrijk dat in de regeling wordt opgenomen dat de vakantieplanning, zoals naar de ouders wordt verstuurd vanuit school, leidend is wat betreft de data van de zomervakantie. Verder is het belangrijk dat er in de regeling zo min mogelijke overdrachtsmomenten zijn tussen de ouders, om zo ook te voorkomen dat de ouders elkaar triggeren en dat de spanningen oplopen. Ten aanzien van de zomervakantie is de voorgestelde regeling volgens de gecertificeerde instelling het meest rustig voor [de minderjarige] . Voor 2024 ziet de gecertificeerde instelling een verdeling van drie aansluitende weken nog niet als passend, omdat [de minderjarige] nog niet gewend is om langer een week bij de ene (of de andere) ouder te verblijven. Op deze manier wordt opgebouwd naar twee aansluitende weken in 2024 en naar drie aansluitende weken in 2025. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting toegelicht, als reactie op het verweer van de moeder, dat de wijziging van de omstandigheden – ten opzichte van de beschikking van 14 april 2023 – gelegen is in het feit dat zij voornemens is om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Dit heeft tot het gevolg dat de ouders dan geen instantie meer hebben om op terug te vallen en zelf met elkaar moeten communiceren over de punten van de zorgregeling waar zij het niet mee eens zijn.

Verweer

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder verzoekt de kinderrechter – ten aanzien van de wijziging van de vakantieregeling – de gecertificeerde instelling en de vader niet ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken. Bij beschikking van 14 april 2023 zijn er duidelijke afspraken neergelegd omtrent de vakantieregeling die vanaf 2024 is ingegaan. Sindsdien zijn er geen relevante wijzigingen van omstandigheden geweest en volgens artikel 1:265g lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is dit wel nodig. Daar komt bij dat er volgens de moeder geen ruis bestaat over de vakantieregeling en dat de afspraken helder zijn. Het incident, waar de gecertificeerde instelling naar verwijst en dat heeft geleid tot een zitting, ligt genuanceerder en de ouders zijn er ter zitting samen uitgekomen. Ten tweede is de vader in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van 14 april 2023 en is er geen enkele reden waarom dit hoger beroep niet kan worden afgewacht. De verwachting is dat de behandeling van dit hoger beroep snel op zitting wordt gepland. Door dit verzoek nu (versneld) te behandelen is er sprake van een verkapt hoger beroep. Daarnaast staan beide ouders ook open voor een ouderschapstraject en kunnen binnen een dergelijk traject ook door de ouders zelf nadere afspraken worden gemaakt. Mocht de kinderrechter toch van oordeel zijn dat de gecertificeerde instelling en de vader ontvankelijk zijn, dan is de moeder van mening dat de verzoeken moeten worden afgewezen, nu zij niet in het belang van [de minderjarige] zijn. Daarnaast is de zomervakantieregeling voor 2024 voor de moeder ook praktisch niet uitvoerbaar. De moeder heeft in haar planning rekening gehouden met het feit dat [de minderjarige] in de laatste twee weken bij haar zou zijn conform de reguliere zorgregeling. De moeder heeft al verschillende uitstapjes en een vakantiehuisje in Nederland geboekt. Eveneens is het voor de moeder niet meer mogelijk om voor de zomervakantie van 2024 in totaal drie weken vrij te vragen. Deze vakanties zijn al verdeeld. Ten aanzien van de vakantieverdeling vanaf 2025 kan de moeder zich absoluut niet vinden in een verdeling waarbij [de minderjarige] drie weken bij de ene ouder verblijft en vervolgens drie weken bij de andere ouder. [de minderjarige] is nog erg jong, pas vier jaar oud en uit onderzoek blijkt dat hij zelfs functioneert op een nog jongere leeftijd. Een dergelijk lange afwezigheid van de andere ouder is voor [de minderjarige] dan ook niet te overzien. Daar komt nog bij dat het dan niet alleen zal gaan om een periode van drie weken, maar zelfs om een periode van drie-en-een-halve week als de reguliere zorgregeling doorloopt. Tot nu toe is [de minderjarige] pas één week aansluitend bij de vader geweest. De vader is al een keer een belafspraak niet nagekomen en de moeder kan er dan ook niet op vertrouwen dat zij [de minderjarige] in deze periode spreekt. De moeder benadrukt bovendien dat de overdrachtsmomenten nu rustig verlopen. Het argument van de gecertificeerde instelling dat er sprake moet zijn van zo min mogelijk overdrachtsmomenten gaat dan ook niet op. Daarnaast is het voor de moeder niet mogelijk om drie aansluitende weken vrij te nemen van haar werk. Ook kunnen door de drie om drie regeling de afspraken die zijn gemaakt ten aanzien van fysiotherapie en logopedie geen doorgang vinden. Ten aanzien van de verzoeken van de vader merkt de moeder op dat de vader graag drie aansluitende weken wil in de zomervakantie, zodat hij samen met [de minderjarige] met de auto naar Marokko kan. Volgens de moeder kan de vader ook met vliegtuig naar Marokko, zoals de vader ook al eerder heeft gedaan. De vader heeft op die manier genoeg tijd om bijvoorbeeld familie te bezoeken.
De verzoeken van de gecertificeerde instelling die zijn gericht op de ingangs- en einddatum van de vakanties en de ophaal- en brengtijden voor de vakantie- en feestdagenregeling zijn wel ontvankelijk, doordat dit nog niet eerder is vastgelegd. De moeder voert ook hier verweer tegen. Volgens de moeder moet de vakantieplanning van de rijksoverheid worden gevolgd. Dit betekent dat een vakantie begint op zaterdag om 9.00 uur en eindigt om zondag om 15.00 uur. Dit sluit ook aan bij de reguliere zorgregeling. Wat betreft de feestdagen is de moeder ook van mening dat een feestdag start op de dag zelf en dat [de minderjarige] dan om 9.00 uur bij de ouder is, waar [de minderjarige] deze feestdag doorbrengt. Deze ouder dient [de minderjarige] dan de volgende dag naar school, of als er geen school is, om 15.00 uur naar de andere ouder te brengen. Het is voor de moeder niet mogelijk om, naast de feestdag die zij vrij moet nemen, ook de dag vóór deze feestdag nog eerder weg te moeten van haar werk. De advocaat van de moeder vult daarbij aan dat gezien de jurisprudentie een feestdag ook op de dag zelf ingaat. Een uitzondering is volgens de moeder het Suikerfeest, omdat hier sprake is van een vroeg ochtendgebed. De moeder is akkoord dat [de minderjarige] dan de dag voor het Suikerfeest om 18.00 uur naar de vader gaat. Volgens de moeder heeft [de minderjarige] de afgelopen feestdagen als prettig ervaren en ze begrijpt dan ook niet waarom het nodig is om hier verandering in te brengen.
Gelet op het voorgaande verzoekt de moeder om in de zorgregeling te bepalen dat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een vakantie start op zaterdag om 9.00 uur en eindigt op zondag om 15.00 uur en verzoekt de moeder te bepalen dat een feestdag start op de dag zelf om 9.00 uur, waarbij de ‘de feestouder’ [de minderjarige] ophaalt bij de andere ouder en dat de feestdag eindigt de dag na een feestdag, waarbij de ‘feestouder’ [de minderjarige] naar school dan wel om 15.00 uur naar de andere ouder brengt. Voor wat betreft het Suikerfeest verzoekt de moeder in de zorgregeling op te nemen dat [de minderjarige] de dag voor het Suikerfeest om 18.00 uur door de vader wordt opgehaald en bij de vader verblijft tot de volgende dag naar school en indien er geen school is om 15.00 uur weer naar de moeder brengt.
Door en namens de vader is deels ingestemd en deels verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader kan zich vinden in het verzoek van de gecertificeerde instelling dat ziet op de ophaal- en brengtijden, de voorjaarsvakantie, de herfstvakantie en de kerstvakantie. Ten aanzien van de ophaal- en brengtijden voor de feestdagen merkt de vader op dat er naast het Suikerfeest nog andere islamitische feestdagen zijn met een ochtendgebed, waardoor het ook fijn is dat [de minderjarige] de avond voor deze feestdag bij de vader is. De vader kan zich niet verenigen met de wijziging van de vakantieregeling met betrekking tot de zomer- en de meivakantie, doordat dit volgens de vader niet in het belang van [de minderjarige] is. Volgens de vader is er geen enkele reden waarom de zomervakantie niet al dit jaar in twee gelijke delen van drie weken verdeeld kan worden. De gecertificeerde instelling heeft ook te kennen gegeven dat een meer gelijke verdeling het meest in het belang van [de minderjarige] lijkt en het is dan ook volkomen onduidelijk waarom de zomervakantie in kleinere delen is verdeeld. Dit wordt door de gecertificeerde instelling ook niet onderbouwd. De band tussen de vader en [de minderjarige] is hecht. Daarnaast is deze gelijke verdeling ook in het belang van [de minderjarige] omdat er dan minder overdrachtsmomenten zijn. In de zomer kunnen de overdrachtsmomenten niet via school plaatsvinden. Nu deze overdrachtsmomenten nog niet geheel spanningsvrij verlopen, kan [de minderjarige] daar last van ondervinden. Dit is ook de reden geweest waarom de gecertificeerde instelling een gewijzigd verzoek heeft ingediend. Daarnaast kan [de minderjarige] door deze gelijke verdeling voor een langere periode met de ouders op vakantie gaan. Het is traditie om in de zomervakantie met de auto naar Marokko te gaan. De heen- en terugreis nemen al vier dagen in beslag en op een periode van twee weken is dit volgens de vader een te grote beperking. [de minderjarige] kan gedurende de tijd dat hij bij de ene ouder verblijft ook (telefonisch) contact hebben met de andere ouder als hiertoe behoefte bestaat. Daarnaast heeft de vader de uitdrukkelijke wens om de meivakantie jaarlijks te verdelen, waarbij [de minderjarige] het ene jaar geheel bij de vader verblijft en het andere jaar geheel bij de moeder. De vader voert aan dat dit opnieuw zorgt voor minder overdrachtsmomenten en dat er daardoor meer ruimte is om op vakantie gaan, familie in het buitenland te bezoeken en de wereld te ontdekken. Concluderend verzoekt de vader, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de gecertificeerde instelling toe te wijzen, met uitzondering van het verzochte omtrent de zomervakantie en meivakantie. Daarnaast verzoekt de vader een wijziging van de zomer- en meivakantieregeling vast te stellen en te bepalen dat [de minderjarige] in de zomervakantie in de even jaren, de eerste drie weken bij de vader verblijft en de laatste drie weken bij de moeder en in de oneven jaren de eerste drie weken bij de moeder verblijft en de laatste drie weken bij de vader. Verder verzoekt de vader te bepalen dat [de minderjarige] in de meivakantie de even jaren bij de moeder verblijft en in de oneven jaren bij de vader.
Ter zitting heeft de advocaat van de vader als reactie op het verweer en de verzoeken van de moeder toegelicht dat er wel degelijk sprake is van een wijziging van omstandigheden. De ondertoezichtstelling wordt afgesloten, terwijl tussen de ouders nog steeds sprake is van gebrek aan communicatie en ruis, deze ervaart de vader namelijk wel degelijk. Niet voor niets is er recent nog een kort geding geweest, waarbij er onduidelijkheid was over de vakantieregeling. De weg via artikel 1:265g BW is daarom juist een passende juridische mogelijkheid van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling goed af te hechten. Het gaat dan ook niet om een verkapt appel, maar om een nieuw verzoek om duidelijkheid te creëren voor de ouders en in het belang van [de minderjarige] . Daar komt nog bij dat volgens de advocaat nog helemaal geen concreet zicht is op de mondelinge behandeling van de procedure in hoger beroep. Verder is er een duidelijke vakantieplanning vanuit school en in die planning beginnen de vakanties op maandag. De moeder heeft haar praktische belemmeringen niet nader onderbouwd met reserveringen en boekingen en de vader twijfelt of deze plannen ook daadwerkelijk al zijn gemaakt. Voor volgende zomervakanties, kan dit ook geen probleem meer zijn. Daarnaast blijkt niet uit het plan aanpak van de gecertificeerde instelling dat [de minderjarige] functioneert op een lager niveau. Daar wordt juist opgenomen dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt en met plezier naar school gaat.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Voordat de kinderrechter toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek, beoordeelt zij eerst het verweer van de moeder waarin de moeder stelt dat de gecertificeerde instelling en de vader niet ontvankelijk zijn in hun verzoeken die zien op een wijziging van de vakantieregeling. De kinderrechter is van oordeel dat de gecertificeerde instelling en de vader wel kunnen worden ontvangen in hun verzoeken. De kinderrechter stelt vast dat onderhavige verzoek het eerste verzoek is van de gecertificeerde instelling tot wijziging van een zorgregeling op grond van artikel 1:265g BW. Naar het oordeel van de kinderrechter kan dit verzoek dan ook gezien worden, zoals ook is vermeld in het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, als een verzoek op grond van artikel 1:265g lid 1 BW. Dit houdt in dat alleen het criterium van artikel 1:265g lid 1 BW van toepassing is. Dit betekent dat enkel dient te worden bekeken of een wijziging dan wel vaststelling in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is. Het is daarbij daarom niet nodig dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, zoals bepaald in artikel 1:265g lid 2 BW. Dit komt pas aan de orde als door de kinderrechter al eerder een regeling is vastgesteld op grond van artikel 1:265g lid 1 BW. De gecertificeerde instelling en de vader worden dus ontvangen in hun verzoeken. De kinderrechter volgt de moeder niet in haar stelling dat de onderhavige procedure moet worden gezien als een nieuw hoger beroep tegen de beschikking van 14 april 2023. Het is de gecertificeerde instelling – en niet één van de ouders – die in het belang van [de minderjarige] een wijzigingsverzoek heeft ingediend. Naar het oordeel van de kinderrechter hoeft dan ook niet eerst de uitkomst van het hoger beroep te worden afgewacht.
Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 1:265g lid 1 BW dient de kinderrechter te beoordelen of het in belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat een verdeling van de zorg- en opvoedtaken wordt vastgesteld of gewijzigd. Volgens de kinderrechter is dit het geval. Uit de stukken en het besprokene ter zitting – waar ook de spanning tussen de ouders uitdrukkelijk naar voren kwam – blijkt dat de huidige regeling wel degelijk voor ruis en discussie zorgt tussen de ouders. Daar komt bij dat de gecertificeerde instelling voornemens is om de ondertoezichtstelling af te sluiten, waardoor zij niet langer toezicht kan houden op het verloop van de zorgregeling en niet langer tussen de ouders kan bemiddelen als er discussies ontstaan over deze regeling. Naar het oordeel van de kinderrechter is het dan ook in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat de huidige zorgregeling, zoals verzocht door de gecertificeerde instelling, wordt gewijzigd, om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] zo min mogelijk last heeft van de spanningen tussen de ouders, ook als de ondertoezichtstelling is geëindigd. Het is belangrijk dat er een duurzame zorgreling wordt opgesteld, die zo min mogelijk discussie (en dus ook spanningen) oplevert tussen de vader en de moeder. De kinderrechter heeft ter zitting geprobeerd om de vader en moeder tot overeenstemming te brengen over de vast te stellen zorgregeling, maar dit is niet gelukt. De kinderrechter zal daarom beslissen op het verzoek. In de door de moeder en de vader aangevoerde argumenten ziet de kinderrechter onvoldoende reden om de door de gecertificeerde instelling verzochte regeling niet te volgen, afgezien van de hierna te benoemen onderdelen. De kinderrechter zal de regeling dan ook toewijzen zoals verzocht, met enkele aanpassingen die hieronder nader worden toegelicht.
Zomervakantie
De kinderrechter is van oordeel dat de zomervakantie in 2024 moet worden verdeeld zoals is bepaald in de beschikking van 14 april 2023. Dit houdt in – nu het gaat om een even jaar – dat [de minderjarige] de eerste twee weken bij de vader is, de derde en vierde week bij de moeder en dat in de laatste twee weken van de zomervakantie de reguliere zorgregeling wordt gevolgd. De kinderrechter overweegt hiertoe dat er nog zeer beperkte tijd is tot de zomervakantie en dat het naar haar oordeel dan ook niet in het belang van [de minderjarige] is dat hierin nu nog een wijziging wordt aangebracht. Hoewel dit betekent dat er dit jaar in de zomervakantie meer overdrachtsmomenten zullen zijn, leidt de kinderrechter uit de stukken af dat er de afgelopen periode geen grote incidenten zijn geweest rondom deze overdrachtsmomenten. Daarbij kan de kinderrechter zich voorstellen dat een wijziging van de in de beschikking van 14 april 2023 vastgestelde regeling mogelijk tot praktische problemen leidt, nu de ouders al van deze regeling waren uitgegaan, en volgens de kinderrechter ook vanuit moesten gaan, nu de zomervakantie al bijna van start gaat.
De kinderrechter van oordeel dat vanaf 2025 de zomervakantieregeling zoals verzocht door de gecertificeerde instelling het meest in het belang is van [de minderjarige] . Dit houdt in dat [de minderjarige] in de oneven jaren de eerste drie weken bij de moeder verblijft en de laatste drie weken bij de vader en in de even jaren de eerste drie weken bij de vader en in de laatste drie weken bij de moeder. De moeder heeft weliswaar gesteld dat [de minderjarige] nog te jong is om drie weken van de andere ouder gescheiden te zijn, maar de kinderrechter acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij zowel met zijn vader als met zijn moeder voldoende tijd heeft om vakantie door te brengen. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de moeder geen zorgen naar voren gebracht, waaruit blijkt dat [de minderjarige] niet drie aansluitende weken bij een ouder kan verblijven. Daarbij komt dat de kinderrechter van oordeel is dat het in het belang is van [de minderjarige] om nu een toekomstbestendige regeling vast te stellen en een gelijkwaardige verdeling van de zomervakantie bovendien naar het oordeel van kinderrechter het meest in het belang van [de minderjarige] te achten is. Wel zal de kinderrechter daarbij bepalen dat [de minderjarige] gedurende de zomervakantie – en zij zal dit in haar algemeenheid bepalen voor alle vakanties in de zorgregeling – dat [de minderjarige] minstens twee keer per week (video)belt met de ouder waar hij niet verblijft. Op deze manier wordt alsnog het contact met de andere ouder gewaarborgd. Daarnaast heeft de moeder voldoende tijd – doordat de regeling pas in 2025 ingaat – om voor eventuele praktische belemmeringen een oplossing te zoeken.
Meivakantie
De kinderrechter zal ook de meivakantie toewijzen zoals verzocht door de gecertificeerde instelling. Dit betekent dat [de minderjarige] in de oneven jaren de eerste week bij de vader verblijft en de tweede week bij de moeder en in de even jaren de eerste week bij de moeder verblijft en de tweede week bij de vader. Door deze regeling zijn de overdrachtsmomenten al in verhouding met de reguliere zorgregeling beperkt tot eenmaal per week en kan [de minderjarige] zowel bij de vader als de moeder verblijven. De kinderrechter ziet in de door de vader aangevoerde argumenten, geen reden om anders te beslissen.
Voorjaarsvakantie, kerstvakantie, herfstvakantie
Voor de overige vakanties zal de kinderrechter het verzoek, waartegen door de vader en de moeder ook geen verweer is gevoerd, toewijzen zoals verzocht. Wel zal zij opnemen dat [de minderjarige] minstens twee keer per week (video)belt met de ouder waar hij op dat moment niet verblijft.
Ophaal- en brengtijden
Om zo min mogelijk ruis te creëren is de kinderrechter van oordeel dat voor de start- einddatum van de vakanties aangesloten dient te worden bij de data van de schoolvakanties, zoals bepaald door de rijksoverheid. De schoolplanning laat meer ruimte voor interpretatie en kan mogelijk tot onduidelijkheid leiden. Volgens website van de rijksoverheid beginnen vakanties op zaterdagen en eindigen deze op zondagen. De kinderrechter sluit daarom aan bij het verzoek van de gecertificeerde instelling ten aanzien van de ophaal- en brengtijden. Dit betekent dat [de minderjarige] de dag vóór de vakantie door de ouder waar hij de vakantie doorbrengt wordt opgehaald uit school en indien er geen school is dan om 17.30 uur door de ouder waar hij de vakantie doorbrengt bij de andere ouder opgehaald wordt. De ouder waar [de minderjarige] de vakantie heeft doorgebracht, brengt [de minderjarige] op maandag na de vakantie naar school toe en indien er geen school is brengt die ouder [de minderjarige] om 15.00 uur naar de andere ouder. Dit houdt dus in dat de vakanties die één week duren, lopen van vrijdag uit school tot maandag naar school toe. Om de vakanties zo eerlijk mogelijk te verdelen is de kinderrechter van oordeel dat voor de vakanties die langer duren dan één week duren, dit zijn de meivakantie en zomervakantie, het wisselmoment op zaterdag om 17.30 uur moet plaatsvinden. De kerstvakantie loopt via de reguliere zorgregeling.
Voor de feestdagen is de kinderrechter van oordeel dat ook de ophaal- en brengtijden moeten plaatsvinden zoals verzocht door de gecertificeerde instelling. Dit betekent dat [de minderjarige] door de ouder waar hij de feestdag doorbrengt, de dag vóór de feestdag uit school wordt gehaald en als er geen school is om 17.30 uur bij de andere ouder. De ouder waar [de minderjarige] de feestdag heeft doorgebracht, brengt hem de dag na de feestdag weer naar school of als er geen school is om 15.00 uur naar de andere ouder. Het is naar het oordeel van de kinderrechter in het belang van [de minderjarige] dat hij in de ochtend van de feestdag al aanwezig is bij de ouder waar hij de feestdag doorbrengt. Dit creëert rust. [de minderjarige] kan op deze manier rustig wakker worden en ontbijten bij de ouder waar hij die dag verblijft en daarnaast geeft het de vader de mogelijkheid om [de minderjarige] op de islamitische feestdagen mee te nemen naar het ochtendgebed. De kinderrechter gaat er vanuit dat de ouders het in onderling overleg oplossen als het de moeder niet lukt om [de minderjarige] al een dag voor de feestdag op te halen uit school of bij de vader.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter – met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank d.d. 14 april 2023 –:
*
bepaalt als vakantieregeling vanaf heden:
even jaren:
  • [de minderjarige] verblijft in de voorjaarsvakantie bij de vader;
  • [de minderjarige] verblijft in de meivakantie de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader, waarbij [de minderjarige] na de eerste week op zaterdag om 17.30 uur door de moeder naar de vader wordt gebracht;
  • [de minderjarige] verblijft in de herfstvakantie bij de moeder;
  • [de minderjarige] verblijft in de kerstvakantie volgens de reguliere zorgregeling bij de ouders (met uitzondering van de kerstdagen en oud en nieuw zoals vastgesteld in de feestdagenregeling);
oneven jaren:
  • [de minderjarige] verblijft in de voorjaarsvakantie bij de moeder;
  • [de minderjarige] verblijft in de meivakantie de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, waarbij [de minderjarige] na de eerste week op zaterdag om 17.30 uur door de vader naar de moeder wordt gebracht;
  • [de minderjarige] verblijft in de herfstvakantie bij de vader;
  • [de minderjarige] verblijft in de kerstvakantie volgens de reguliere zorgregeling bij de ouders (met uitzondering van de kerstdagen en oud en nieuw zoals vastgesteld in de feestdagenregeling);
*
bepaalt als zomervakantieregeling van 2024:
- [de minderjarige] verblijft de eerste twee weken bij de vader. De derde en vierde week verblijft [de minderjarige] bij de moeder. [de minderjarige] wordt na twee weken op zaterdag om 17.30 uur door de vader naar de moeder gebracht. De laatste twee weken van de zomervakantie loopt de reguliere zorgregeling door;
*
bepaalt als zomervakantieregeling vanaf 2025:
even jaren:
- [de minderjarige] verblijft de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder. [de minderjarige] wordt na drie weken op zaterdag om 17.30 uur door de vader naar de moeder gebracht;
oneven jaren:
- [de minderjarige] verblijft de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader. [de minderjarige] wordt na drie weken op zaterdag om 17.30 uur door de moeder naar de vader gebracht;
*
ophaal- en brengtijden vakantieregeling en feestdagen
bepaalt dat voor de vakantieregeling geldt dat de vakanties starten op zaterdag en eindigen op zondag, waarbij de ouder, waar [de minderjarige] de betreffende vakantie verblijft, [de minderjarige] de dag vóór de vakantie uit school haalt of indien er geen school is om 17.30 uur bij de andere ouder ophaalt en na de vakantie naar school brengt of indien er geen school is om 15.00 uur naar de andere ouder brengt. Ten aanzien van de meivakantie en de zomervakantie vindt het overdrachtsmoment plaats om zaterdag om 17.30 uur halverwege de vakantie. Voor de feestdagen geldt dat [de minderjarige] de dag voor een feestdag door de ouder waar [de minderjarige] de betreffende feestdag verblijft wordt opgehaald uit school of indien er geen school is om 17.30 wordt opgehaald bij de andere ouder en de ouder waar [de minderjarige] de betreffende feestdag verblijft de dag na de feestdag [de minderjarige] naar school brengt of indien er geen school is om 15.00 uur naar de andere ouder brengt;
*
belcontact vakantieregeling
bepaalt dat voor alle vakanties geldt dat [de minderjarige] minstens twee keer per week (video)belt met de ouder waar hij op dat moment niet verblijft;
*
handhaaft voor het overige de beschikking van 14 april 2023, dat wil zeggen voor wat betreft de bepaling van de reguliere zorgregeling en de verdeling van de feestdagen;
*
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024 door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier