ECLI:NL:RBDHA:2024:10703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
NL24.15640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en tijdige beslissing door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 juli 2024, is het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had een asielaanvraag ingediend op 18 november 2022, maar verweerder heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser stelde dat hij in beroep kon gaan omdat de termijn voor een beslissing was overschreden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de ingebrekestelling die eiser had ingediend prematuur was, omdat de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3, dat van kracht was sinds 27 januari 2023. Hierdoor was de termijn voor het nemen van een beslissing op de aanvraag nog niet verstreken op het moment dat eiser zijn beroep indiende.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat, volgens de Vreemdelingenwet 2000, een bestuursorgaan zes maanden de tijd heeft om te beslissen op een asielaanvraag, maar dat deze termijn kan worden verlengd onder bepaalde omstandigheden. In dit geval was Nederland verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser geworden op 11 september 2023, en had verweerder uiterlijk op 11 maart 2024 moeten beslissen. Aangezien de ingebrekestelling van eiser niet voldeed aan de wettelijke vereisten, werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout, en is openbaar gemaakt op 1 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.15640
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Berends), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), wordt op de aanvraag van het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw, zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
4. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw, wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn, bedoeld in het eerste lid van artikel 42
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
van de Vw, aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Eiser heeft op 18 november 2022 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Op
10 januari 2023 heeft verweerder Italië verzocht eiser op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening terug te nemen. De Italiaanse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd op 11 maart 2023. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening dient Nederland eiser uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het verzoek door Italië, over te dragen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig is overgedragen en dat verweerder op
11 september 2023 (zes maanden na 11 maart 2023) verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. Dat betekent dat verweerder met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vw, uiterlijk op 11 maart 2024 op de aanvraag had moeten beslissen. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf
1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van de eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit, omdat Nederland in 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De beslistermijn in zijn zaak is dus met negen maanden verlengd. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij de ingebrekestelling indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 juli 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.