Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de beslistermijn voor zijn asielaanvraag was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, na 4 juni 2024 was overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser.
Daarnaast heeft de rechtbank een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen. Tevens zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft de uitspraak zonder zitting gedaan en openbaar gemaakt. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak, indien hij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank.