Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A.C. Klein Hesselink, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag, die inmiddels 21 maanden in behandeling was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn inderdaad is overschreden en dat er een correcte ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om uiterlijk op 22 augustus 2024 een besluit te nemen, waarbij rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden van achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. Tevens is er een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak, mocht hij het niet eens zijn met de beslissing van de rechtbank. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Tijdelijke wet dwangsom, die van toepassing zijn op asielzaken.