ECLI:NL:RBDHA:2024:10658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.27019
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 2 april 2024 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring nog steeds voortduurt en dat er geen gronden zijn ingediend door eiser om deze maatregel aan te vechten. Eiser heeft niet gereageerd op de voortgangsrapportage van verweerder, en de rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot 24 april 2024 rechtmatig was. De rechtbank concludeert dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.27019

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank door middel van een kennisgeving van de voortduring van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. [1]
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 8 juli 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1973 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 26 april 2024 [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot 24 april 2024, het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 24 april 2024.
4. De rechtbank stelt vast dat, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, eiser niet heeft gereageerd op het voortgangsrapport van verweerder van 28 juni 2024 dat verweerder bij de kennisgeving van 3 juli 2024 heeft overgelegd.
5. De rechtbank ziet in de door verweerder verstrekte gegevens geen grond om ambtshalve tot het oordeel te komen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet (langer) is voldaan.
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een proceskostenveroordeling toe te kennen.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2024 door mr. B.F.Th de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 96 van de Vw.