ECLI:NL:RBDHA:2024:10657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
09/039570-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximale taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor afpersing en oplichting via online platforms

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en oplichting. De verdachte, geboren in 1992, deed zich voor als een vrouw op Tinder en benaderde slachtoffers via WhatsApp en SMS. Hij dreigde hen met geweld en eiste geldbedragen, waarbij hij zich voordeed als een familielid van een lid van de motorclub Satudarah. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere slachtoffers heeft benadeeld door hen te dwingen tot de afgifte van geldbedragen, met in totaal € 3.000,- aan schade. Tijdens de zitting op 26 juni 2024 heeft de verdachte zijn schuld bekend en zijn raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met een vervangende hechtenis van 120 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 176 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder € 150,- aan [naam 2] en € 625,- aan [naam 5]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/039570-23
Datum uitspraak: 10 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 26 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. B. Beekman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
[aangifte 1 en 2]
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2022 tot en met 21 september 2022 te
De Zilk, gemeente Noordwijk en/of Spijkenisse, gemeente Nissewaard en/of
's-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1]
en/of [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] en/of [naam 2]
en/of een derde toebehoorde(n) door
- zich op Tinder, althans online, voor te doen als een vrouw/meisje genaamd
[alias 1] , althans een ander, en contact te leggen met voornoemde slachtoffer(s)
en/of
- ( vervolgens) zich op WhatsApp en/of middels SMS voor te doen als een familielid
van die [alias 1] , zijnde een lid van (motorclub) Satudarah , en/of
- ( vervolgens) berichten te sturen naar die slachtoffer(s) en/of deze slachtoffer(s) te
confronteren met het feit dat zij contact hebben gehad met die [alias 1] , en/of
- ( vervolgens) deze slachtoffers de keuze voor te leggen om voor Satudarah te
werken, een boete te betalen of dat (anders) Satudarah over het lot van
slachtoffer(s) zal bepalen en/of
- ( vervolgens) tegen die slachtoffer(s) te zeggen dat zij een boete dienen te betalen
en/of
- ( vervolgens) aan die slachtoffer(s) daartoe een of meerdere betaalverzoeken te
sturen;
2
[aangifte 3]
hij, op of omstreeks 20 september 2022 te Vlaardingen en/of 's-Gravenhage, althans
in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [naam 3] te dwingen tot de afgifte van een
geldbedrag (van € 150,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die
[naam 3] en/of een derde toebehoorde(n)
- zich op Tinder, althans online, voor heeft gedaan als een vrouw/meisje genaamd
[alias 1] , althans een ander, en als zodanig contact heeft gelegd met die [naam 3] , en/of
- ( vervolgens) zich op WhatsApp en/of middels SMS voor heeft gedaan als
[alias 2] , zijnde een familielid van die [alias 1] en/of zijnde een lid van (motorclub)
Satudarah , en/of
- ( vervolgens, zich voordoende als die [alias 1] ) dreigende berichten naar die [naam 3]
heeft gestuurd waarin hij aangeeft dat [naam 3] een boete en/of geldbedrag moet
betalen en/of dat hij (anders) met zijn "broeders" van Satudarah op het werk van
die [naam 3] langs zou komen, en/of
- ( vervolgens, zich voordoende als die [alias 1] ) die [naam 3] een bericht heeft gestuurd
waarin hij aangeeft dat die [alias 2] "nogal gewelddadig" is,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
3
[aangifte 4]
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2022 tot en met 18 maart 2022 te
Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten
een geldbedrag (van in totaal € 241,-), door
- zich op Tinder en/of Whatsapp, althans online, voor te doen als een vrouw/meisje
genaamd [alias 1] , althans een ander, en als zodanig contact te leggen met die [naam 4]
, en/of
- ( vervolgens, zich voordoende als die [alias 1] ) een of meerdere afspraken te
initiëren en ten behoeve daarvan diverse betaalverzoeken te sturen;
4
[aangifte 5]
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2022 tot en met 1 september 2022 te
Hendrik-Ido-Ambacht en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten
diverse geldbedragen (van in totaal € 325,-), door
- zich op Tinder en/of Whatsapp, althans online, voor te doen als een vrouw/meisje
genaamd [alias 1] , althans een ander, en als zodanig contact te hebben met die [naam 5]
, en/of
- ( vervolgens) zich op WhatsApp en/of middels SMS voor te doen als een broer van
die [alias 1] , en/of
- ( vervolgens, zich voordoende als die broer) berichten te sturen naar die [naam 5]
waarin hij aangeeft dat die [naam 5] een borg en/of boete moet betalen voor het
contact en/of de omgang en/of een date met die [alias 1] ,
- ( vervolgens) die [naam 5] ten behoeve daarvan diverse betaalverzoeken te sturen;
5
[aangifte 6]
hij, in of omstreeks de periode van 12 augustus 2022 tot en met 31 oktober 2022 te
Leiden en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam 6] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal €
2.750,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 6] en/of
een derde toebehoorde(n)
door
- zich op Tinder, althans online, voor te doen als een minderjarig meisje genaamd
[alias 1] , althans een ander, en als zodanig contact te leggen met voornoemde
[naam 6] en/of
- ( vervolgens) zich op WhatsApp en/of middels SMS voor te doen als een [alias 3] , zijne
een familielid van die [alias 1] en/of (tevens) zijnde een lid van (motorclub)
Satudarah , en/of
- ( vervolgens) deze [naam 6] te confronteren met het feit dat hij contact heeft
gehad met die minderjarige [alias 1] , en/of
- ( vervolgens) berichten te sturen naar die [naam 6] waarin wordt gedreigd dat
die [naam 6] naakt gedropt zou worden, in elkaar geslagen zou worden, de
vingers van die [naam 6] afgeknipt zouden worden, zijn nagels en/of tanden eruit
zouden worden gehaald en/of dat hij thuis zou worden opgehaald, en/of
- ( vervolgens) tegen die [naam 6] te zeggen dat hij daarom een bedrag/boete
dient te betalen en/of
- ( vervolgens) aan die [naam 6] daartoe een of meerdere betaalverzoeken te
sturen;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023087228, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 592).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 26 juni 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 2 november 2022 (p. 73-77);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 6 september 2022 (p. 216-219);
4. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 9 februari 2023 (p. 292-294);
5. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 6 maart 2023 (p. 306-307);
6. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 5 maart 2023 (p. 327-330);
7. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , opgemaakt op 23 maart 2023 (p. 364-366).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard en heeft zich met betrekking tot het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
[aangifte 1 en 2]
hij in de periode van 24 augustus 2022 tot en met 21 september 2022 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] en [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen, die aan die [naam 1] en [naam 2] toebehoorden door
- zich op Tinder voor te doen als een vrouw/meisje genaamd [alias 1] en contact te leggen met voornoemde slachtoffers en
- ( vervolgens) zich op WhatsApp voor te doen als een familielid van die [alias 1] , zijnde een lid van (motorclub) Satudarah , en
- ( vervolgens) berichten te sturen naar die slachtoffers en deze slachtoffers te confronteren met het feit dat zij contact hebben gehad met die [alias 1] , en
- ( vervolgens) deze slachtoffers de keuze voor te leggen om voor Satudarah te
werken, een boete te betalen of dat (anders) Satudarah over het lot van
dieslachtoffers zal bepalen en
- ( vervolgens) tegen die slachtoffers te zeggen dat zij een boete dienen te betalen en
- ( vervolgens) aan die slachtoffers daartoe
éénof meerdere betaalverzoeken te sturen;
2
[aangifte 3]
Hij op 20 september 2022 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van € 150,-) dat aan die [naam 3] toebehoorde
- zich op Tinder voor heeft gedaan als een vrouw/meisje genaamd [alias 1] en als zodanig contact heeft gelegd met die [naam 3] , en
- ( vervolgens) zich op WhatsApp voor heeft gedaan als [alias 2] , zijnde een familielid van die [alias 1] en zijnde een lid van (motorclub) Satudarah , en
- ( vervolgens, zich voordoende als
dat familielid) dreigende berichten naar die [naam 3]
heeft gestuurd waarin hij aangeeft dat [naam 3] een boete moet betalen en dat hij (anders) met zijn "broeders" van Satudarah op het werk van die [naam 3] langs zou komen, en
- ( vervolgens, zich voordoende als die [alias 1] ) die [naam 3] een bericht heeft gestuurd
waarin hij aangeeft dat die [alias 2] "nogal gewelddadig" is,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
3
[aangifte 4]
hij in de periode van 11 maart 2022 tot en met 18 maart 2022 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [naam 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van in totaal € 241,-), door
- zich op Tinder en Whatsapp voor te doen als een vrouw/meisje genaamd [alias 1] en als zodanig contact te leggen met die [naam 4] , en
- ( vervolgens, zich voordoende als die [alias 1] ) een
afspraakte initiëren en ten behoeve daarvan diverse betaalverzoeken te sturen;
4
[aangifte 5]
hij in de periode van 30 augustus 2022 tot en met 1 september 2022 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [naam 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten diverse geldbedragen (van in totaal € 325,-), door
- zich op Tinder en Whatsapp voor te doen als een vrouw/meisje genaamd [alias 1] en als zodanig contact te hebben met die [naam 5] , en
- ( vervolgens) zich op WhatsApp voor te doen als een broer van die [alias 1] , en
- ( vervolgens, zich voordoende als die broer) berichten te sturen naar die [naam 5]
waarin hij aangeeft dat die [naam 5] een borg en boete moet betalen voor het contact en de omgang en een date met die [alias 1] ,
- ( vervolgens) die [naam 5] ten behoeve daarvan diverse betaalverzoeken te sturen;
5
[aangifte 6]
hij in de periode van 12 augustus 2022 tot en met 31 oktober 2022 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [naam 6] heeft gedwongen tot de afgifte van diverse geldbedragen (in totaal € 2.750,-), die aan die [naam 6] toebehoorden door
- zich op Tinder voor te doen als een minderjarig meisje genaamd [alias 1] en als zodanig contact te leggen met voornoemde [naam 6] en
- ( vervolgens) zich op WhatsApp voor te doen als
ene[alias 3] , zijne een familielid van die [alias 1] en (tevens) zijnde een lid van (motorclub) Satudarah , en
- ( vervolgens) deze [naam 6] te confronteren met het feit dat hij contact heeft gehad met die minderjarige [alias 1] , en
- ( vervolgens) berichten te sturen naar die [naam 6] waarin wordt gedreigd dat die [naam 6] naakt gedropt zou worden, in elkaar geslagen zou worden, de vingers van die [naam 6] afgeknipt zouden worden, zijn nagels en tanden eruit zouden worden gehaald en dat hij thuis zou worden opgehaald, en
- ( vervolgens) tegen die [naam 6] te zeggen dat hij daarom een bedrag/boete dient te betalen en
- ( vervolgens) aan die [naam 6] daartoe een of meerdere betaalverzoeken te sturen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de door de officier van justitie geëiste taakstraf redelijk is, maar heeft verzocht het voorwaardelijke deel van de geëiste gevangenisstraf te matigen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van drie personen, oplichting van twee personen en een poging tot afpersing van één persoon. De verdachte deed zich op een online dating site voor als een jonge vrouw om zich vervolgens – voor wat betreft de (poging tot) afpersing(en) – voor te toen als een familielid van die vrouw en tevens lid van motorclub Satudarah . Aan de slachtoffers werd vervolgens duidelijk gemaakt dat zij drie keuzes hadden, te weten: werken voor Satudarah , een boete betalen, of hun lot in de handen van de motorclub leggen.
De verdachte ging hierbij op een geraffineerde wijze te werk. Hij kocht meerdere simkaarten om zijn slachtoffers met verschillende telefoonnummers te benaderen. De bedreigende teksten die hij stuurde, met in sommige gevallen een bedreiging met zware mishandeling, hebben bij de slachtoffers tot grote angst geleid. Zo hebben de slachtoffers pas op een later moment aangifte gedaan en durfde één van de slachtoffers uit angst niet meer naar buiten. Afpersing en oplichting zijn op zichzelf reeds ernstige feiten, die naast financiële schade vaak veel gevoelens van onmacht en onveiligheid met zich meebrengen. Daarbij komt dat de verdachte bij het plegen van deze feiten kennelijk doelbewust, stelselmatig, en op doordachte wijze zijn slachtoffers heeft benaderd. De verdachte heeft hierbij slechts uit eigen financieel gewin gehandeld, zonder zich te bekommeren om de uitwerking van zijn handelen op de slachtoffers. De verdachte had moeten voorzien dat dit handelen tot grote angst zou kunnen leiden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 juni 2024. Blijkens dit uittreksel is de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld; dit heeft positieve noch negatieve invloed op de strafmaat, omdat een blanco strafblad het uitgangspunt is.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 17 juni 2024, waaruit blijkt dat er in de delictperiode sprake was van een gokverslaving, verveling en eenzaamheid. Destijds had de verslaving het leven van de verdachte overgenomen en door middel van de gepleegde feiten heeft hij getracht die verslaving te bekostigen. De verdachte staat voor zijn gokverslaving reeds onder behandeling bij De Waag en doorloopt dit traject en de bijbehorende verplichtingen probleemloos. Er is op het moment sprake van een laag-gemiddeld recidiverisico. De reclassering adviseert om, bij veroordeling van de verdachte, hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Voor het opleggen van een taakstraf zijn geen contra-indicaties aanwezig. Bij een veroordeling adviseert de reclassering op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de strafeis van de officier van justitie en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor een enkele afpersing is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. In dit geval gaat het om meerdere (pogingen tot) afpersing, en oplichting.
De rechtbank ziet echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. In dit geval acht de rechtbank strafverlagend dat de verdachte zelf – en dus geruime tijd voor zijn aanhouding – is gestopt met het plegen van strafbare feiten. Ook de proceshouding van de verdachte en dat hij van meet van aan eerlijk is geweest en spijt heeft betuigd, werkt strafverlagend. De verdachte werkt op het moment fulltime in vaste dienst, woont samen met zijn vriendin en verwacht over 8 weken zijn tweede kind. De verdachte lijkt zijn leven dus weer op orde te hebben Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou daar te zeer op ingrijpen. Voorgaande overwegingen maken dat de rechtbank van oordeel is dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan het voorarrest hier niet op zijn plaats is.
De rechtbank zal echter wel een hogere voorwaardelijke straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 240 uren passend en geboden, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.
De rechtbank zal daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit enerzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, en anderzijds om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte, om zo de kans op recidive terug te (blijven) dringen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 176 dagen voorwaardelijk. Daarnaast worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opgelegd. Aan de voorwaarden is een proeftijd verbonden van twee jaren.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
Feit 1
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 150,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Feit 4
[naam 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 625,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 325,- aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen integraal kunnen worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bereid is de vorderingen tot schadevergoeding te betalen. De verdediging acht de vorderingen derhalve toewijsbaar.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van [naam 2]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering integraal toewijzen tot een bedrag van € 150,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 september 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
Vordering van [naam 5]
De vordering is namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door het onder 4 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 625,-, bestaande uit € 325,- aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 september 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 625,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 5] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 (telefoon) genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het standpunt ingenomen dat op het beslag geen beslissing hoeft te volgen nu het telefoontoestel al geruime tijd terug in het bezit van de verdachte is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is niet in staat te beslissing op het beslag nu ter zitting is gebleken dat de telefoon reeds door de politie terug is gegeven aan de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 317, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 5:
afpersing;
ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing;
ten aanzien van feit 3 en feit 4:
oplichting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
180 (HONDERDTACHTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
176 (HONDERDZESENZEVENTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd blijft melden bij het Leger des Heils aan de Binckhorstlaan 287A te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd de reeds gestarte behandeling bij De Waag voortzet en zich onder behandeling blijft stellen van deze zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
geeft opdracht aan het Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
vordering van de benadeelde partij [naam 2] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij integraal toe tot een bedrag van € 150,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
vordering van de benadeelde partij [naam 5] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij integraal toe tot een bedrag van € 625,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 5] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 625,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 5] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. G. Kuijper, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. F.A.M. Schuijt en M.P. Koopman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2024.