ECLI:NL:RBDHA:2024:10645

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.9224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische vrouw die bedreigd wordt door Al-Shabaab vanwege haar dochters en haar werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische vrouw, eiseres, die haar asielaanvraag had ingediend op basis van bedreigingen door Al-Shabaab. Eiseres, geboren in 1989, heeft op 1 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De aanvraag werd op 15 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij en haar dochters bedreigd worden door Al-Shabaab vanwege hun onbesneden status en haar werkzaamheden in een overheidsgebied.

De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 behandeld en vastgesteld dat de minister onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de asielaanvraag van eiseres ongegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister niet adequaat is ingegaan op de verklaringen van eiseres over de bedreigingen door Al-Shabaab en de context van haar situatie in Somalië. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister de goede procesorde heeft geschonden door het verweerschrift te laat in te dienen, waardoor eiseres niet voldoende tijd had om hierop te reageren.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres heeft recht op een vergoeding van haar proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank heeft benadrukt dat de minister in de nieuwe beoordeling ook de stamachtergrond van eiseres, die tot de Tunni-stam behoort, moet betrekken, aangezien dit mogelijk invloed heeft op haar situatie en de bedreigingen die zij ervaart.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9224

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en
de minister van Asiel en Migratie, daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

Bij besluit van 15 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Somalische nationaliteit te hebben. Zij heeft op 1 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres wil haar drie dochters die in Somalië verblijven niet laten besnijden. Haar schoonmoeder vindt echter dat zij wel besneden moeten worden. Op 30 april 2022 escaleerde het conflict hierover tussen eiseres en haar schoonmoeder en de schoonmoeder dreigde eiseres aan te geven bij Al-Shabaab . Op 5 mei 2022 werd eiseres voor het eerst gebeld door Al-Shabaab . Eiseres moest zich melden bij Al-Shabaab , omdat er twee klachten tegen haar waren ingediend. Eiseres heeft zich niet gemeld. Op 13 mei 2022 is eiseres opnieuw gebeld door Al-Shabaab . Zij vertelden haar dat zij ter dood veroordeeld is vanwege haar onbesneden dochters en haar werk bij de kraam waar mannen gokken en qat [1] gebruiken. Later die dag is de oma van eiseres doodgeschoten terwijl eiseres dat van een kleine afstand zag gebeuren. Eiseres is vervolgens opnieuw gebeld en bedreigd door Al-Shabaab dat zij de volgende is. Eiseres heeft om die reden Somalië verlaten. Zij vreest bij terugkeer vermoord te worden door Al-Shabaab .
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- nationaliteit, identiteit en herkomst;
- bedreigingen door Al-Shabaab .
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder volgt echter niet dat eiseres problemen heeft gehad met Al-Shabaab . Verweerder overweegt dat niet inzichtelijk is gemaakt waarom eiseres bedreigd zou worden vanwege haar werkzaamheden, nu zij dit werk verrichte in overheidsgebied. Daarnaast blijkt uit landeninformatie niet dat Al-Shabaab “
Female Genital Mutilation (FGM)”ofwel vrouwenbesnijdenis propageert en activiteiten onderneemt om meisjes te laten besnijden.
Het gegeven dat eiseres behoort tot de Tunni-stam leidt evenmin tot vluchtelingschap.
Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
6. Eiseres voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte haar asielaanvraag als ongegrond heeft afgewezen. Zij verzoekt in dat verband allereerst om de zienswijze van 14 december 2023 als herhaald en ingelast te beschouwen, omdat in het bestreden besluit alleen wordt ingegaan op haar aanvullende zienswijze van 4 januari 2024. Alleen al hierom is het bestreden besluit volgens eiseres onzorgvuldig. Verder gelooft verweerder ten onrechte niet dat zij problemen heeft met Al-Shabaab . Eiseres, als vrouw zijnde, bedient mannen in het gebied van de vijand (overheidsgebied) en stelt hen in staat te kaarten (gokken) en qat te gebruiken. Dit wordt volgens eiseres door Al-Shabaab beschouwd als gedrag dat niet hoort in de islam. Eiseres beroept zich verder op een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van [datum] 2024:
‘Somalië – Al-Shabaab vrouwenbesnijdenis’.Anders dan verweerder overweegt, blijkt hieruit dat Al-Shabaab vrouwenbesnijdenis niet heeft verboden. Uit een artikel in de A&MR [2] 2024-1 van mr. [naam 2]
‘Is de werkwijze van de Somalische Al Shabaab eenduidig?’,volgt ook dat de beweegredenen van Al Shabaab niet altijd even logisch voorkomen. Verweerder heeft in de beoordeling verder onvoldoende betrokken dat eiseres behoort tot de Tunni, een minderheidsstam in Somalië, terwijl haar schoonmoeder behoort tot een meerderheidsstam. Eiseres behoort daarnaast als vrouw tot een sociale groep als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof van Justitie) van 16 januari 2024 [3] , op grond waarvan zij voor bescherming in aanmerking komt. Tot slot heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er in Somalië geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. [4]
7. Bij verweerschrift van 29 mei 2024 heeft verweerder gereageerd op het beroep van eiseres. Aanvullend overweegt verweerder dat eiseres geen documenten heeft overgelegd om haar asielrelaas te onderbouwen. Verder heeft eiseres inconsistent verklaard over haar uitreis uit Somalië. Ten aanzien van de besnijdenis overweegt verweerder dat ouders zelf beslissen over de besnijdenis van hun kind. De schoonmoeder heeft daarin een ondergeschikte rol. Daarnaast zijn de verklaringen van eiseres over de bedreigingen door Al-Shabaab in strijd met landeninformatie. Daaruit blijkt immers dat Al-Shabaab zich niet actief inzet voor vrouwenbesnijdenis, zodat niet valt in te zien waarom zij eiseres zouden willen dwingen haar dochters te besnijden en haar zelfs zouden bedreigen met de dood. Het beroep van eiseres op het arrest van het Hof van Justitie van 16 januari 2024 en artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn slaagt volgens verweerder niet omdat niet aannemelijk is dat eiseres gegronde vrees heeft voor vervolging. Verweerder overweegt dan ook dat het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de zienswijzen van eiseres stelt verweerder dat hij dit met de aanvullende motivering in het verweerschrift voldoende heeft hersteld. Verweerder verzoekt in dat geval de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. [5]
Te laat ingediend verweerschrift?
8. Ter zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat verweerder het verweerschrift te laat heeft ingediend door dit slechts een week voor de zitting in te dienen. Eiseres verzoekt de rechtbank het verweerschrift met de aanvullende motivering buiten beschouwen te laten.
9. Artikel 8:58 van de Awb bepaalt dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen. Dit voorschrift beoogt onder meer de wederpartij te beschermen tegen ontijdig aan het dossier toegevoegde stukken waarop die partij niet is voorbereid en waarop niet adequaat kan worden gereageerd. De rechtbank stelt vast dat verweerder het verweerschrift op 29 mei 2024 heeft ingediend. Dat is zeven dagen voor de zitting van 5 juni 2024 en daarmee buiten de termijn van artikel 8:58 van de Awb. Binnen tien dagen voor de zitting ingediende stukken kunnen toch worden toegelaten als de goede procesorde zich daartegen niet verzet. De rechtbank is van oordeel dat de goede procesorde zich in dit geval verzet tegen de wijze waarop verweerder het beperkt gemotiveerde bestreden besluit pas aanvullend heeft gemotiveerd in het verweerschrift. Niet valt in te zien waarom verweerder het bestreden besluit (en daaraan voorafgaand het aanvullende voornemen) niet al heeft voorzien van de motivering zoals opgenomen in het verweerschrift. In het beroepschrift zijn immers geen geheel andere argumenten naar voren gebracht dan eiseres al in haar zienswijzen heeft aangevoerd. Voor verweerder bestond dan ook de mogelijkheid om het bestreden besluit te voorzien van de motivering zoals opgenomen in het verweerschrift. Daar komt bij dat eiseres nu slechts kort de tijd heeft gehad om kennis te nemen van de omvangrijke inhoud van het verweerschrift. De rechtbank acht dat onzorgvuldig en in strijd met de goede procesorde. Deze conclusie doet reeds op voorhand afbreuk aan de zorgvuldigheid van de geloofwaardigheidsbeoordeling door verweerder. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om gehoor te geven aan het verzoek van verweerder om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb in stand te laten. De rechtbank is namelijk van oordeel dat, naast het geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek, verweerder ook met het verweerschrift onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiseres niet geloofwaardig is. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
10. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat eiseres tegenstijdig heeft verklaard over haar uitreis uit Somalië. Eiseres heeft in het aanmeldgehoor van 13 juli 2022 [6] en het nader gehoor van 11 december 2023 verklaard dat zij vlak na het schietincident op 13 mei 2022 eerst in Somalië is ondergedoken. Daarna is zij met de bus naar Kenia gereisd, vervolgens met het vliegtuig naar Italië en met de auto naar Nederland. Dat uit het proces-verbaal van verhoor van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van 6 juli 2022, 12:06 uur volgt dat eiseres verklaard heeft dat zij op 25 juni 2022 vanuit Somalië met het vliegtuig naar Kenia is gereisd, heeft verweerder niet zondermeer aan eiseres kunnen tegenwerpen. Uit artikel 3.113, eerste lid, van het Vb [7] volgt namelijk dat verweerder eiseres in een van de daaropvolgende gehoren had moeten confronteren met deze vermeende tegenstrijdige verklaring van eiseres. Verweerder heeft dat niet gedaan. De rechtbank vindt dat niet zorgvuldig. Het standpunt van verweerder in het verweerschrift dat eiseres haar verklaring bij de AVIM had moeten corrigeren volgt de rechtbank niet. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd, en verweerder heeft dat bevestigd, dat het betreffende proces-verbaal aanvankelijk geen deel uitmaakte van het procesdossier. Het eerste moment dat eiseres op het proces-verbaal kon reageren was in haar zienswijze op het voornemen. In die zienswijze heeft zij gelijk aangevoerd dat de in het AVIM-verhoor beschreven uitreis uit Somalië niet klopt. Wat daar ook van zij, laat dit onverlet dat het aan verweerder is om een eventuele tegenstrijdige verklaring tijdens het verhoor met de AVIM op te werpen tijdens een daaropvolgend gehoor. Het is daarbij niet aan eiseres om dergelijk onzorgvuldig handelen van verweerder te corrigeren. De wijze waarop verweerder deze tegenstrijdigheid heeft tegengeworpen doet afbreuk aan de zorgvuldigheid waarmee verweerder de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres heeft beoordeeld.
11. Verweerder heeft verder onvoldoende gemotiveerd waarom niet geloofwaardig is dat eiseres is bedreigd door Al-Shabaab . Verweerder werpt aan eiseres tegen dat het onduidelijk is waarom de ruzie met de schoonmoeder pas op 30 april 2022 zo hoog is opgelopen, terwijl de dochters van eiseres op dat moment al ruim de leeftijd gepasseerd zijn waarop meisjes in Somalië doorgaans besneden worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de verklaringen van eiseres hierover onvoldoende kenbaar meegenomen in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Zo heeft eiseres verklaard dat zij vanwege haar stamachtergrond altijd al conflicten had met haar schoonfamilie en ook door hen mishandeld werd. [8] De conflicten over de besnijdenis van de dochters van eiseres ontstonden al vanaf het moment dat zij vijf jaar oud waren. [9] Ook heeft eiseres met haar verklaringen voldoende inzichtelijk gemaakt waarom het conflict op 30 april 2022 escaleerde. Haar schoonmoeder vertelde eiseres dat haar dochters besneden moesten worden voor hun vijftiende levensjaar en dat dat de leeftijd is waarop meisjes volgens de islam als volwassen worden beschouwd. Haar schoonmoeder was op die dag bezig met het besnijden van een van de kleinkinderen en zij wilde op dat moment ook de dochters van eiseres besnijden. [10] De dreiging werd op die dag dus concreet. De rechtbank kan verweerder voorts niet in zijn standpunt volgen dat het aan de ouders is of hun dochter wordt besneden. Uit de bronnen waarnaar eiseres heeft verwezen volgt dat de familie wel degelijk druk kan uitoefenen om iemand te laten besnijden.
12. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres uitgebreid heeft verklaard over de telefoontjes die zij heeft ontvangen van Al-Shabaab en wanneer welke bedreigingen er tegen haar zijn geuit. Verweerder heeft geen tegenstrijdigheden in deze verklaringen aan eiseres tegengeworpen. Hoewel de landeninformatie [11] waarnaar verweerder heeft verwezen vermeldt dat Al-Shabaab besnijdenis in de gebieden die onder haar controle staan verbiedt, volgt daaruit ook dat in de praktijk vrijwel alle meisjes worden besneden en dat 99% van de vrouwen in Somalië enige vorm van genitale verminking heeft ondergaan. Bovendien heeft eiseres informatie overgelegd van Vluchtelingenwerk Nederland waaruit volgt dat een bron die werd geraadpleegd door de Zweedse migratiedienst in 2019 heeft bevestigd dat Al-Shabaab voorheen alle vormen van vrouwenbesnijdenis had verboden, maar dat de organisatie nu soenna-besnijdenis accepteert. Uit deze informatie [12] volgt daarnaast dat het een uitdaging kan zijn om toegang te krijgen tot geloofwaardige informatie over vrouwenbesnijdenis en het standpunt van Al-Shabaab daarover en dat bijgevolg er tegenstrijdige informatie is over dit onderwerp. Uit de informatie volgt eveneens dat Al-Shabaab geen homogene entiteit is en een officieel standpunt om die reden ontbreekt. Het vorenstaande is in lijn met het artikel van A&MR dat eiseres heeft overgelegd waaruit eveneens volgt dat Al-Shabaab niet één vaste werkwijze heeft. Verweerders stelling dat het artikel hoofdzakelijk ziet op rekrutering en afpersing door Al-Shabaab maakt dat niet anders. De door eiseres overgelegde informatie sluit dan ook niet zozeer uit dat Al-Shabaab eiseres heeft bedreigd omdat zij haar dochters niet heeft besneden, zoals verweerder ook heeft erkend in het verweerschrift. Hoewel verweerder in het verweerschrift alsnog ingaat op de door eiseres overgelegde bronnen is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft betrokken dat er tegenstrijdige informatie is op dit punt, terwijl eiseres consistent heeft verklaard over (de reden van) de bedreigingen. Daarnaast miskent verweerder dat de gestelde klacht tegen eiseres tweeledig is, zoals aan bod komt in de volgende overweging. Het bestreden besluit is daarom ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
13. Ook heeft verweerder in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres, onvoldoende haar verklaring meegenomen dat Al-Shabaab haar ook heeft bedreigd vanwege haar werkzaamheden. Verweerder is daar in zowel het bestreden besluit als in het verweerschrift niet of onvoldoende op ingegaan. De verwijzing in het bestreden besluit naar de motivering op dit punt in één van de voornemens is in dat opzicht onvoldoende, omdat eiseres in de zienswijzen en de gronden van beroep daarop gereageerd heeft. Dat uit de verklaringen van eiseres volgens verweerder niet blijkt waarom Al-Shabaab eiseres in het bijzonder bedreigde is onvoldoende. Immers is door verweerder tijdens de gehoren niet geprobeerd in kaart te brengen of anderen uit de omgeving van eiseres vergelijkbare werkzaamheden verrichtten en vervolgens niet bedreigd werden én of daar ook de problematiek speelde met vrouwenbesnijdenis.
14. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres is bedreigd door Al-Shabaab .
15. Omdat verweerder onvoldoende gemotiveerd de asielaanvraag van eiseres heeft afgewezen, draagt de rechtbank verweerder daarnaast op om opnieuw een beoordeling te maken of in Somalië sprake is van een situatie (voor eiseres) als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Verweerder moet daarbij motiveren of de individuele omstandigheden zoals door eiseres naar voren zijn gebracht, elementen zijn die bijdragen aan een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. [13] Daarnaast dient verweerder in te gaan op het beroep van eiseres op de uitspraak van het Hof van Justitie van 16 januari 2024.
16. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder de stamachtergrond van eiseres, namelijk dat zij behoort tot de Tunni, wel voldoende heeft betrokken in de besluitvorming. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar niet mogelijk was om deel te nemen aan het dagelijks leven. Zo heeft eiseres immers verklaard dat zij kon werken en aan medicatie kon komen bij de apotheek. Niet is gebleken dat er sprake is van een dusdanige vorm van discriminatie die tot vluchtelingschap zou moeten leiden. Wel geeft de rechtbank mee dat verweerder in de algehele beoordeling van de geloofwaardigheid van haar relaas dient te betrekken dat eiseres tot de Tunni behoort. Mogelijk speelt haar stamachtergrond immers wel een rol bij de overmacht van haar schoonfamilie.

Conclusie en gevolgen

17. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet, zoals gemotiveerd, geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.
18. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
19. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 februari 2024;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is op 8 juli 2024 gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bladeren van een plant die gebruikt worden als licht stimulerende drug.
2.Asiel- & Migrantenrecht.
3.ECLI:EU:C:2024:47
4.2011/95/EU.
5.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, sub a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.En de correcties en aanvullingen daarop.
7.Vreemdelingenbesluit 2000.
8.Pagina 5 en 7 van het nader gehoor.
9.Pagina 11 van het nader gehoor.
10.Pagina 11 van het nader gehoor.
11.Pagina 60 van het algemeen ambtsbericht over Somalië van juni 2023.
12.Danish Immigration Service report on female genital mutilation, february 2021.
13.Als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2023 (ECLI:EU:C:2023:843).