Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 8 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van 21 mei 2024, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. Daarnaast verzocht de verzoeker om een voorlopige voorziening, maar trok dit verzoek later in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een proceskostenveroordeling afgewezen. Dit gebeurde op basis van de artikelen 8:84, 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een situatie waarin het bestuursorgaan tegemoet was gekomen aan het verzoek van de verzoeker, wat een proceskostenvergoeding zou rechtvaardigen. De verzoeker had op 3 juni 2024 een verklaring voor vrijwillig vertrek uit Nederland ondertekend, wat leidde tot de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening op 25 juni 2024.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, zoals bepaald in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam.