ECLI:NL:RBDHA:2024:10630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.20403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van Eurodac en interstatelijk vertrouwensbeginsel

Op 8 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, die stelt dat hij de Iraakse nationaliteit heeft en geboren is in 1962, en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 13 april 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 7 mei 2024 door de minister niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 4 juli 2024 behandeld. De minister baseerde zijn besluit op informatie uit Eurodac, waaruit bleek dat de eiser op 24 juli 2018 internationale bescherming had gekregen in Spanje. De eiser voerde aan dat hij onvoldoende financiële steun had ontvangen van de Spaanse overheid en dat hij in een kwetsbare situatie zou verkeren bij terugkeer naar Spanje. Hij verwees naar het arrest Ibrahim en het AIDA-rapport om zijn standpunt te onderbouwen.

De rechtbank overwoog dat de minister in beginsel mag afgaan op informatie van een andere lidstaat, zoals Eurodac-resultaten. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn situatie in Spanje zo ernstig was dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet zou gelden. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van de eiser over financiële hulp en discriminatie op de arbeidsmarkt niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20403

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en
de minister van Asiel en Migratie, daaronder mede begrepen haar rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. De partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum 1] 1962 en de Iraakse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 13 april 2024 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser op 24 juli 2018 internationale bescherming heeft gekregen in Spanje onder het alias [alias] met als geboortedatum [datum 2] 1962.
3. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat hij onvoldoende financiële steun heeft gekregen van de Spaanse overheid om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, mede gelet op zijn leeftijd en kwetsbare gezondheid. Bij terugkeer zal eiser in een situatie terechtkomen als bedoeld in het arrest Ibrahim. [1] Verder is er sprake van discriminatie op de arbeidsmarkt. Hierbij verwijst eiser naar het meest recente AIDA-rapport. [2] Tot slot kan niet worden vastgesteld of eiser nog steeds beschikt over internationale bescherming, nu het onduidelijk is of zijn langdurige verblijf buiten Spanje gevolgen heeft voor zijn verblijfsstatus.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat verweerder in beginsel mag afgaan op informatie van een andere lidstaat, zoals een Eurodac-resultaat. [3] Uit de Eurodac-bevraging van 13 april 2024 volgt dat de verleende internationale bescherming nog steeds stond geregistreerd. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit anders is. De enkele stelling dat onduidelijk is wat de gevolgen zijn van het verlaten van Spanje voor langere tijd is hiervoor onvoldoende.
5. Uitgangspunt is dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De stelling van eiser dat hij onvoldoende financiële hulp heeft gekregen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien is niet onderbouwd en is verder onvoldoende om te stellen dat hij in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terecht zal komen, zoals bedoeld in het arrest Ibrahim. De stelling dat sprake is van discriminatie op de arbeidsmarkt leidt ook niet tot een ander oordeel. Uit zijn verklaringen blijkt namelijk dat hij niet vaak heeft geprobeerd te solliciteren, omdat hij op leeftijd is, het gebied niet kent en de taal niet spreekt. Van eiser mag echter worden verwacht dat hij inspanningen verricht om zijn rechten te effectueren. Bovendien mag van eiser verwacht worden dat hij bij voorkomende problemen gaat klagen bij de Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk is of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 juli 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:219.
2.Rapport van Asylum Information Database (AIDA), ‘Country Report: Spain (2023 Update)', mei 2024.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3128.