ECLI:NL:RBDHA:2024:10629
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Moldavische eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Moldavische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 23 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 mei 2024 is afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 25 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Eiseres, geboren in 1971, stelt dat zij Moldavië heeft verlaten vanwege discriminatie als Roma, gebrek aan werk en medische zorg. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eiseres problemen heeft ondervonden, niet is aangetoond dat deze problemen zo ernstig zijn dat zij niet kan functioneren in de maatschappij. Verweerder heeft ook de sociale hulpverlening aan eiseres in aanmerking genomen, evenals de beschikbaarheid van medische zorg.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiseres niet kan aantonen dat zij een reëel risico op ernstige schade loopt. Ook het beroep op artikel 8 van het EVRM wordt verworpen, omdat de gestelde familieband niet is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.