In deze zaak heeft eiser op 13 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’. Het primaire besluit van de minister van Asiel en Migratie, gedateerd 14 juni 2022, wees deze aanvraag af. Eiser heeft hierop op 23 juni 2022 een bezwaarschrift ingediend en op 24 juni 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, bij het bestreden besluit van 15 augustus 2022 verklaarde de minister het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft in deze uitspraak het beroep van eiser tegen dit bestreden besluit beoordeeld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Bovendien heeft eiser geen kopie van het bestreden besluit overgelegd, wat een vereiste is bij het indienen van een beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in een eerdere brief verzocht om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvindt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 4 juli 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt.