ECLI:NL:RBDHA:2024:10628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
AWB225626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wegens niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft eiser op 13 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’. Het primaire besluit van de minister van Asiel en Migratie, gedateerd 14 juni 2022, wees deze aanvraag af. Eiser heeft hierop op 23 juni 2022 een bezwaarschrift ingediend en op 24 juni 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, bij het bestreden besluit van 15 augustus 2022 verklaarde de minister het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft in deze uitspraak het beroep van eiser tegen dit bestreden besluit beoordeeld.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Bovendien heeft eiser geen kopie van het bestreden besluit overgelegd, wat een vereiste is bij het indienen van een beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in een eerdere brief verzocht om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvindt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 4 juli 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/5626

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
en
de minister van Asiel en Migratie,daaronder mede begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 13 april 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’ ingediend. Bij besluit van 14 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft op 23 juni 2022 een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft eiser op 24 juni 2022 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij besluit van 15 augustus 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 15 augustus 2022. Omdat het beroep kennelijk-niet ontvankelijk is, doet de rechtbank op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiser geen kopie van het bestreden besluit heeft overgelegd. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
2. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: aangeven op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Ook moet bij zijn beroepschrift zo mogelijk een kopie van het bestreden besluit bijgevoegd worden. [2] Wanneer dit niet wordt gedaan, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [3]
Heeft eiser tijdig de gronden vermeld en een kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd?
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift of een kopie van het bestreden besluit overgelegd. De rechtbank heeft eiser in haar brief van 23 september 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld. Ook heeft eiser binnen die termijn geen kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden en het niet tijdig insturen van een kopie van het bestreden besluit verontschuldigbaar?
4. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 4 juli 2024, door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarom deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Artikel 6:5, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6:6 van de Awb.