ECLI:NL:RBDHA:2024:10626
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na eerdere uitspraak
In de zaak met zaaknummer AWB 23/12938 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid in loondienst. Dit bezwaar was door de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak werd opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (AWB 23/12937) die relevant was voor het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien de rechtbank in die andere zaak al een beslissing had genomen, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.