ECLI:NL:RBDHA:2024:10625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
AWB 23 12937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor arbeid in loondienst op basis van afwijzingsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid in loondienst, welke door de minister was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat niet was aangetoond dat er geen afwijzingsgronden van toepassing waren. De eiser had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig werd toegewezen, maar de uiteindelijke beslissing over de verblijfsvergunning was negatief. De rechtbank overwoog dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning, omdat hij niet kon aantonen dat hij ten minste één jaar legaal in Nederland verbleef. De rechtbank benadrukte dat de door de eiser aangevoerde familieomstandigheden niet konden leiden tot een andere uitkomst, en dat de eiser in plaats daarvan een zelfstandige verblijfsaanvraag kon indienen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/12937

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
en
de minister van Asiel en Migratie,onder wie begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder,
(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins)

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor het verrichten van arbeid in loondienst ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zus van eiser die fungeerde als zijn tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom definitief toegewezen.
2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1989. Op 24 januari 2024 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het doel ‘arbeid in loondienst’. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 30 maart 2023 (het primaire besluit) afgewezen en die beslissing bij het bestreden besluit gehandhaafd. Tegen deze afwijzing heeft eiser beroep ingesteld.
3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder de aanvraag had moeten inwilligen. Volgens het CBS stonden er eind december 2023 442 duizend vacatures open. Indien eiser in Nederland gaat werken, draagt hij bij aan de nationale economie en dient hij het Nederlands belang. Eiser verwijst daarbij naar artikel 13 van de Vw. [1] Voorts meent eiser dat hij met zijn Italiaanse verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene behoort tot het prioriteitgenietend aanbod. Dit wordt bevestigd op de site 'Ondernemersplein, alles van de overheid op één plek', waarin is aangegeven dat inwoners uit de EER en Zwitserland zonder werkvergunning in Nederland mogen werken. Verder voert eiser aan dat zijn zus bij wie hij woont, zorg draagt voor haar zoon die geïndiceerd is voor intensieve begeleiding en verzorging, maar aan wie tot op heden onvoldoende zorg en begeleiding ter beschikking staat. Deze zorg is dermate zwaar voor haar dat zonder eisers aanwezigheid en hulp hierbij zij hiertoe op termijn niet meer in staat zou kunnen zijn. Eisers zus lijdt tevens aan diabetes en obesitas en kan derhalve in haar eentje niet voor haar zoon zorgen. Hierbij doet eiser een beroep op de menselijke maat, gezien de situatie van zijn zus en haar zoon.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van artikel 3.31, eerste lid, van het Vb [2] kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid in loondienst worden verleend indien geen afwijzingsgrond van toepassing is uit artikel 16 van de Vw en de artikelen 8 en 9 van de Wav [3] , tenzij het om seizoenarbeid gaat.
5. Op grond van artikel 2 van de Wav is voor het verrichten van arbeid door een vreemdeling in Nederland een tewerkstellingsvergunning nodig. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wav weigert de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een tewerkstellingsvergunning onder meer in het geval voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend arbeid aanwezig is.
6. Op grond van 8 van Bijlage II van de RuWav [4] mag ten aanzien van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfvergunning voor langdurig ingezetenen uit een andere lidstaat, zoals eiser, geen tewerkstellingsvergunning worden verlangd als die vreemdeling gedurende ten minste één jaar legaal in Nederland verblijf heeft gehad. Dit is bevestigd in de uitspraak van de Afdeling [5] van 22 juli 2013.
7. Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt dat eiser beschikt over een Italiaans verblijfsdocument als langdurig ingezetene. [6] Niet is gebleken dat eiser tenminste één jaar legaal verblijf in Nederland heeft gehad. Van eisers beoogd werkgever in Nederland, VOF [bedrijf] , wordt daarom een tewerkstellingsvergunning verlangd. Niet is gebleken dat eisers werkgever daarover beschikt. De door eisers werkgever aangevraagde tewerkstellingsvergunning is voor het laatst op 8 maart 2023 afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet gebleken dat er geen sprake is van afwijzingsgronden als bedoeld in artikelen 8 en 9 van de Wav. Verweerder heeft dan ook terecht de gevraagde vergunning aan eiser geweigerd.
8. Uit artikel 3.31, eerste lid, van het Vb volgt dat geen ruimte bestaat voor een verdere belangenafweging. Verweerder heeft dan ook terecht het standpunt ingenomen dat de door eiser gestelde familieomstandigheden niet kunnen leiden tot een andere uitkomst. .Daarbij is ook nog van belang dat eiser met het oog op bedoelde familieomstandigheden een zelfstandige verblijfsaanvraag kan doen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 juli 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Wet arbeid vreemdelingen.
4.Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Op grond van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezetenen onderdanen van derde landen.