ECLI:NL:RBDHA:2024:10612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
NL24.13478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het uitblijven van een besluit op de asielaanvraag

Op 27 maart 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 29 oktober 2022 is ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de minister van Asiel en Migratie, als verweerder, in beginsel binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit moet nemen. Echter, in dit geval is de beslistermijn verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3, waardoor de termijn voor eiser pas op 21 oktober 2024 eindigt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn gerechtvaardigd was, en ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken. De ingebrekestelling van eiser is te vroeg ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13478

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 27 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 29 oktober 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan de rechtsvoorgangers van de minister van Asiel en Migratie.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw geldt een uitzondering indien in het kader van de asielaanvraag wordt onderzocht of op grond van de Dublinverordening een andere lidstaat voor de behandeling van de aanvraag verantwoordelijk is. In zo’n geval vangt de beslistermijn van verweerder aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Hierbij mag de maximale termijn van 21 maanden die volgt uit artikel 35, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, niet worden overschreden.
4. Eiser heeft op 29 oktober 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Bij brief van 21 juli 2023 is eiser toegelaten tot de nationale asielprocedure, nadat eerder Bulgarije verantwoordelijk was gehouden voor eisers asielaanvraag. Nederland is daarom op 21 juli 2023 verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag.
5. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 21 januari 2024 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [1] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser in beginsel pas op 21 oktober 2024 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [2] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De verlenging mag echter niet de maximale termijn die volgt uit artikel 35, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, overschrijden. Deze termijn verloopt op 29 juli 2024.
6. Uit het voorgaande volgt dat de ingebrekestelling van 12 maart 2024 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing:

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juli 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.