ECLI:NL:RBDHA:2024:10592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
Nl23.32969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag mvv voor verblijf als familie- of gezinslid en inburgeringsvereiste

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid'. De aanvraag werd op 9 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan het inburgeringsvereiste. Eiser, geboren in 1983 met de Iraakse nationaliteit, heeft in beroep aangevoerd dat hij recht heeft op een ontheffing van deze verplichting, omdat hij voldoende inspanningen heeft geleverd om het basisexamen te halen, maar hierin niet is geslaagd. Hij stelt dat er een objectieve belemmering is om het gezinsleven in Italië voort te zetten, wat een schending van artikel 8 van het EVRM zou opleveren.

De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld. Eiser heeft betoogd dat hij niet in staat is om het examen binnen een redelijke termijn te halen, en dat de weigering van de mvv in strijd is met zijn recht op gezinsleven. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die hem ontheffen van deze verplichting. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor het uitoefenen van het gezinsleven in Italië, en dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van eiser.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32969

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Orsel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser.
1.1.
Bij besluit van 9 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag tot verlening van een mvv [1] voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’, afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 21 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1983 en heeft de Iraakse nationaliteit. Eiser heeft om afgifte van een mvv gevraagd, zodat hij bij referente kan verblijven. Verweerder heeft de aanvraag voor een mvv afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan het inburgeringsvereiste en hij hiervan niet kan worden vrijgesteld. Daarnaast is er met de weigering een mvv te verlenen geen sprake van schending van artikel 8 van het EVRM. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens naar het bestreden besluit en voert in beroep aan dat hij in aanmerking dient te komen voor een ontheffing van de verplichting om het basisexamen te halen. Hij heeft namelijk voldoende inspanning geleverd om te slagen voor het basisexamen. Dat is niet gelukt en van hem kan niet worden verwacht dat hij het examen binnen een redelijke termijn alsnog haalt. Daarnaast levert de weigering van de gevraagde mvv strijd op met artikel 8 van het EVRM, omdat er een objectieve belemmering is om het gezinsleven in Italië voor te zetten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Inburgeringsvereiste
5. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en dus in beginsel niet in aanmerking komt voor de gevraagde mvv. In geschil is of verweerder eiser had moeten ontheffen van het inburgeringsvereiste vanwege bijzondere individuele omstandigheden op grond van artikel 5, tweede lid, van de Wet inburgering 2021. Meer in het bijzonder is de vraag aan de orde of eiser ter voorbereiding op dat examen zoveel inspanningen heeft verricht, dat het er nu voor gehouden moet worden dat hij desondanks niet zal kunnen slagen voor het examen, en of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met relevante bijzondere individuele omstandigheden, die zijn vermeld in het beleid van paragraaf B1/4.7 van de Vc 2000. [3]
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het voor eiser onmogelijk of uiterst moeilijk is om voor het examen te slagen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.2.
Verweerder heeft er op kunnen wijzen dat niet is gebleken dat eiser voldoende inspanningen heeft verricht om te slagen voor het examen. Hierbij heeft verweerder mogen betrekken dat de score voor het onderdeel leeswaardigheid (hierna: LV) van 16 februari 2023 geen verbetering laat zien, maar zelfs een aanzienlijke verslechtering en dat de score zo laag is dat daaruit niet kan worden opgemaakt dat eiser zich (voldoende) heeft voorbereid. Ter zitting heeft referente toegelicht dat eiser zijn best heeft gedaan zich voor te bereiden op het examen, maar dat hij moeite heeft met het onthouden van de stof, omdat hij nooit naar school is geweest. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat in deze stelling geen bijzondere individuele omstandigheid is gelegen, nu er ook voor analfabeten de mogelijkheid bestaat zich op een passende manier voor te bereiden op het examen. In dit verband heeft verweerder gewezen op een zelfstudiepakket waarvan eiser gebruik zou kunnen maken ter voorbereiding op het examen. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk en optimaal gebruik heeft gemaakt van dit zelfstudiepakket en desondanks niet kan slagen voor het examen. Dat eiser faalangst zou hebben en ook om die reden niet zou kunnen slagen voor het examen, is evenmin aannemelijk gemaakt. Zoals verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht, ligt het op de weg van eiser om deze omstandigheid te onderbouwen, zodat verweerder bij de beoordeling of eiser ontheven dient te worden van het inburgeringsvereiste hiermee rekening kan houden. Dat eiser geen inzicht heeft kunnen krijgen in het examen dat hij heeft afgelegd, zodat hij – zoals ter zitting is aangevoerd – van zijn fouten kan leren – maakt overigens niet dat eiser om die reden niet zou kunnen slagen voor het examen.
Objectieve belemmering
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de weigering eiser de gevraagde mvv te verlenen niet leidt tot een schending van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft in dit verband een belangenafweging gemaakt. In de belangenafweging heeft verweerder in het nadeel van eiser onder andere kunnen meewegen dat er geen objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Italië uit te oefenen. Dat referente geen baan of huis heeft in Italië en de taal niet spreekt, levert namelijk geen
objectievebelemmering op het gezinsleven in Italië uit te oefenen. Artikel 8 van het EVRM strekt niet zover dat het een vrije domiciliekeuze impliceert waarbij de meest ideale en wenselijke situatie moet worden gegarandeerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder niet ten onrechte het belang van de Nederlandse overheid zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiser om het gezinsleven in Nederland uit te oefenen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.