In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid'. De aanvraag werd op 9 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan het inburgeringsvereiste. Eiser, geboren in 1983 met de Iraakse nationaliteit, heeft in beroep aangevoerd dat hij recht heeft op een ontheffing van deze verplichting, omdat hij voldoende inspanningen heeft geleverd om het basisexamen te halen, maar hierin niet is geslaagd. Hij stelt dat er een objectieve belemmering is om het gezinsleven in Italië voort te zetten, wat een schending van artikel 8 van het EVRM zou opleveren.
De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld. Eiser heeft betoogd dat hij niet in staat is om het examen binnen een redelijke termijn te halen, en dat de weigering van de mvv in strijd is met zijn recht op gezinsleven. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die hem ontheffen van deze verplichting. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor het uitoefenen van het gezinsleven in Italië, en dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van eiser.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.