ECLI:NL:RBDHA:2024:10585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
Nl23.32247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige' ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 september 2023 was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij zou worden uitgezet en zijn werkzaamheden als zelfstandige niet kon voortzetten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 februari 2024 behandeld, waarbij verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als onverwijlde spoed dat vereist. Verzoeker stelde dat er een spoedeisend belang was, omdat hij uitgezet kon worden en financieel benadeeld zou worden als hij Nederland moest verlaten.

Verweerder betwistte echter het spoedeisend belang, omdat er geen concrete plannen waren om verzoeker uit te zetten. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat verzoeker op korte termijn zal worden uitgezet. Bovendien zijn de financiële belangen van verzoeker onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek af en stelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32247

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummers: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S. Orsel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ bij besluit van 18 september 2023 afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, M. Sivridag als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Is er een spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
4. Verzoeker stelt dat er een spoedeisend belang is, omdat het bezwaar geen schorsende werking heeft en hij uitgezet kan worden als hij Nederland niet verlaat. Daarnaast mag hij zijn werkzaamheden als zelfstandige in Nederland niet voortzetten. Dat heeft nadelige gevolgen voor zijn onderneming. Bovendien wordt hij financieel benadeeld, als hij Nederland moet verlaten. Hij zal dan kosten moeten maken voor de heen- en terugreis.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen spoedeisend belang is, omdat er geen concrete plannen zijn om verzoeker uit te zetten. Dat verzoeker mogelijk kosten zal maken voor zijn terugreis en niet mag werken, maakt dit niet anders.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang, nu er geen concrete plannen zijn om verzoeker uit te zetten. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat eventuele financiële belangen onvoldoende reden vormen om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.