ECLI:NL:RBDHA:2024:10584
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsvergunning arbeid als zelfstandige
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige' heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 11 september 2023, waarna verzoeker bezwaar heeft gemaakt en om een voorlopige voorziening heeft verzocht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 februari 2024 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als onverwijlde spoed dat vereist. Uit het dossier blijkt dat verzoeker op 23 oktober 2023 opnieuw een aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend, die op 8 januari 2024 is afgewezen. Verzoeker heeft het besluit op 9 januari 2024 ontvangen en heeft op 10 januari 2024 om een voorlopige voorziening verzocht. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker niet met uitzetting wordt bedreigd, omdat hij de uitspraak op zijn verzoek in Nederland mag afwachten. Hierdoor is er geen spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.