ECLI:NL:RBDHA:2024:10581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.37359
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van duurzame relatie en hoorplicht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument op basis van zijn relatie met referente. Eiser had verzocht om een voorlopige voorziening na de afwijzing van zijn aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt de zaak op 21 februari 2024, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig zijn.

De staatssecretaris had de aanvraag van eiser afgewezen omdat hij niet had aangetoond dat hij en referente gedurende zes maanden een gezamenlijke huishouding hadden gevoerd. Eiser betwist deze afwijzing en stelt dat hij voldoende bewijs heeft geleverd van zijn duurzame relatie, waaronder registratie in de Basisregistratie Personen (BRP) en diverse documenten. De rechtbank oordeelt echter dat de door eiser overgelegde bewijsstukken niet voldoende zijn om aan te tonen dat er sprake is van een duurzame relatie. De rechtbank wijst erop dat de adressen die eiser en referente naar buiten toe voeren niet overeenkomen met hun inschrijving in de BRP.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame relatie. De rechtbank wijst ook de stelling van eiser af dat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten, omdat het aan eiser was om de benodigde bewijsstukken te overleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.37359 (beroep) en NL23.37360 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. mr. J. van dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.
1.1.
Bij besluit van 7 april 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 [1] , waaruit zijn rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 8 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
3. Eiser heeft de Turkse nationaliteit. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een afgeleid verblijfsrecht als partner van referente, te weten [referente] . Hij stelt dat hij op grond van de Verblijfsrichtlijn [2] vanwege zijn relatie met referente rechtmatig verblijf heeft als partner van een burger van de Unie.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij en referente gedurende zes maanden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en feitelijk hebben samengewoond..
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij en referente langer dan zes maanden in de BRP staan geregistreerd. Waarom er op loonstroken en poststukken andere adressen zijn vermeld, is voldoende toegelicht in bezwaar. Meer uitleg kan niet worden gegeven. Onduidelijk is waarom verweerder aan deze toelichting geen waarde hecht en evenmin waarde hecht aan de overlegde foto’s, bewijs van betalingen en aankoopbonnen van cadeaus. Daarmee heeft hij immers alle stukken overlegd die verweerder van hem eist. Nu hij voldoende heeft aangetoond een duurzame relatie te hebben, is het aan verweerder om te motiveren waarom daarvan geen sprake is. Ook vindt eiser dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn relatie. Zo had verweerder hen kunnen horen. Verweerder had op die wijze nadere informatie kunnen krijgen, wat in deze zaak ontbreekt. Dat maakt dat verweerder de hoorplicht in bezwaar heeft geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Duurzame relatie
6. Volgens paragraaf B10/2.2 van de Vc 2000 [3] wordt aangenomen dat een duurzame relatie bestaat als de burger van de Unie en de ongehuwde partner voorafgaand aan de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht of op het moment van beslissen al gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voerden en gedurende die termijn feitelijk samenwoonden. In alle gevallen moet het gaan om een bestaande duurzame relatie.
6.1
De rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame relatie. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
6.2.
Uit diverse bewijsmiddelen, die eiser heeft overgelegd, blijkt dat eiser en referente naar buiten toe verschillende adressen voeren dan waar zij per 14 mei 2023 ingeschreven stonden, te weten het adres [adres 1] in [plaatsnaam 1] . Zo heeft eiser op 10 oktober 2023 in een door hem ondertekende verklaring betreffende zijn inkomen als zelfstandige aangegeven dat zijn adres [adres 2] in [plaatsnaam 1] is. Eiser heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat hij dit adres heeft opgegeven in plaats het adres waarop hij ingeschreven stond. Daarnaast blijkt uit de stukken dat de adressen die de werkgever van referente, Data Concept, voert niet overeenkomt met het adres waarop eiser en referente zouden verblijven. Niet wordt ingezien dat deze werkgever om een Belgisch adres zou hebben gevraagd, terwijl referente naar eigen zeggen in Nederland zou verblijven. Ook de huidige werkgever van referente, [bedrijfsnaam] , gebruikt andere adressen, namelijk [adres 3] in [plaatsnaam 2] en [adres 4] in [plaatsnaam 3] . Referente heeft gesteld dat op het adres [adres 3] haar dochter verblijft, alwaar ook Data concept is gevestigd. Dit is echter geen verklaring waarom [bedrijfsnaam] die adres en ook overigens een adres in België zou gebruiken, terwijl eiseres in Den Haag ingeschreven staat. Verder blijkt uit de stukken dat het adres [adres 1] in [plaatsnaam 1] slechts voorkomt op een facturen van Frank Energie en een brief van VGZ. Echter zijn deze brieven gericht aan eiser, zodat hieruit niet kan worden afgeleid dat eiser en referente naar buiten toe het adres voeren waarop zij ingeschreven waren.
6.3.
Ten aanzien van foto’s, bewijzen van betaling en aankoopbonnen van cadeaus is de rechtbank van oordeel dat deze stukken de discrepantie in de door eiser en referente gevoerde woonadressen niet wegnemen en op basis van die stukken niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een duurzame relatie. Op de foto’s is geen data of locatie vermeld. Daardoor kan niet worden vastgesteld waar en binnen welk tijdsbestek deze zijn genomen. De bankafschriften zien slechts op 5 momenten en daaruit is niet op te maken binnen welke context deze overboekingen zijn geweest. De aankoopbonen van naar gesteld cadeaus zijn verder op zichzelf onvoldoende om het bestaan van een duurzame relatie aan te nemen.
Nader onderzoek
7. De stelling van eiser dat verweerder nader onderzoek had moeten verrichten door middel van het afleggen van een huisbezoek, volgt de rechtbank niet. Het had op de weg van eiser gelegen om alle door verweerder gevraagde stukken te overleggen ter onderbouwing van de gestelde duurzame relatie. De stukken die eiser heeft overgelegd, heeft verweerder beoordeeld. Op basis daarvan heeft verweerder geconcludeerd dat daarmee niet is onderbouwd dat sprake is van een duurzame relatie. Er was dan ook geen aanleiding om nader onderzoek te doen.
Hoorplicht
8. Van het horen mag worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. Naar het oordeel van de rechtbank was daarvan in dit geval sprake. Hiertoe is van belang dat verweerder eiser meerdere malen in de gelegenheid heeft gesteld om stukken te overleggen ter onderbouwing van de gestelde duurzame relatie en opheldering te geven over de geconstateerde discrepanties. Van deze gelegenheid heeft eiser onvoldoende gebruik gemaakt. Niet alle gevraagde stukken zijn overgelegd en eiser heeft een summiere reactie gegeven op de brief van verweerder van 17 oktober 2023. Gelet hierop mocht verweerder daarom afzien van het horen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [4]
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep

of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 2004/38 EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.