Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Ambtshalve toetsing
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de inbewaringstelling van eiser, die op 18 juni 2024 door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, een Britse nationaliteit, was in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding indiende. Tijdens de zitting op 1 juli 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring rechtmatig was en of er voldoende zicht op uitzetting was.
De rechtbank overwoog dat de minister voldoende had gemotiveerd dat eiser niet kon worden vrijgelaten met een lichter middel, zoals een meldplicht, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had geen vaste woon- of verblijfplaats en werkte niet mee aan het vaststellen van zijn identiteit. De rechtbank concludeerde dat de medische zorg in het detentiecentrum gelijkwaardig was aan die in de vrije maatschappij en dat er geen aanknopingspunten waren voor detentieongeschiktheid. Eiser had niet aangetoond dat hij niet in staat was om de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan.
De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel van bewaring onrechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek. De rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 juli 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.