ECLI:NL:RBDHA:2024:10575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.33765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in bezwaar is tegen de afwijzing van zijn aanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek. Beide partijen hebben toestemming verleend om de zaak buiten zitting af te doen.

De voorzieningenrechter heeft op 14 februari 2024 een brief ontvangen van de verweerder waarin wordt bevestigd dat er geen verzet is tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Aangezien er tussen partijen overeenstemming bestaat dat verzoeker voorlopig niet uitgezet mag worden, heeft de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. Dit houdt in dat de verweerder wordt verboden om verzoeker uit te zetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter, op basis van artikel 8:84 en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten die door verzoeker zijn gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, in aanwezigheid van griffier mr. R.S. Ouertani, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33765

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
1.1.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.
1.2.
Beide partijen hebben toestemming verleend om de zaak buiten zitting af te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij brief van 14 februari 2024 heeft verweerder aangegeven dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Nu tussen partijen niet in geschil is dat van uitzetting van verzoeker vooralsnog behoort te worden afgezien, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe te wijzen en verweerder te verbieden verzoeker uit te zetten, totdat op het bezwaarschrift is beslist.
3. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb gelezen in samenhang met artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe in die zin dat verweerder de uitzetting van verzoeker achterwege laat totdat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.