ECLI:NL:RBDHA:2024:10574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.33703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H. Uzumcu, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 oktober 2023 was genomen. Dit besluit weigerde de toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker vorderde een voorlopige voorziening omdat hij vreesde voor uitzetting en de onderbreking van zijn medische behandeling. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als die van verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, omdat er geen concrete plannen zijn voor uitzetting van verzoeker. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrees van verzoeker voor uitzetting niet onderbouwd is met concrete feiten. Ook de financiële gevolgen van een mogelijke terugreis zijn niet voldoende om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en concludeert dat de belangen van verzoeker niet opwegen tegen de afwijzing van de voorlopige voorziening. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33703

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Bij het bestreden besluit van 24 oktober 2023 heeft het verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Is er een spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
4. Verzoeker stelt dat er een spoedeisend belang is, omdat het bezwaar geen schorsende werking heeft en hij uitgezet kan worden als hij Nederland niet verlaat. Daarnaast is het voor verzoeker ongewenst om zijn medische behandeling te onderbreken. Bovendien wordt hij financieel benadeeld, als hij Nederland moet verlaten. Hij zal dan kosten moeten maken voor de heen- en terugreis.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen spoedeisend belang is, omdat er geen concrete plannen zijn om verzoeker uit te zetten. Dat verzoeker mogelijk kosten zal maken voor zijn terugreis, maakt dit niet anders.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang, nu er geen concrete plannen zijn om verzoeker uit te zetten. Nu verzoeker niet zal worden uitgezet zal zijn medische behandeling niet worden onderbroken. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat eventuele financiële belangen onvoldoende reden vormen om een voorlopige voorziening te treffen. Dat geldt ook voor het betoog van verzoeker dat er na een afwijzend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening mogelijk wel concrete uitzettingshandelingen zullen plaatsvinden.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.