In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2024, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1999, heeft op 15 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 maart 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 16 mei 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De eiser heeft aangevoerd dat hij in januari 2022 uit Somalië is gevlucht om te ontsnappen aan Al-Shabaab, die hem had ontvoerd en gedwongen had om voor hen te vechten. De staatssecretaris heeft echter vastgesteld dat de herkomstplaats van de eiser, Halgan, niet langer onder controle staat van Al-Shabaab, en dat de situatie in de regio zodanig is veranderd dat de eiser veilig kan terugkeren. De rechtbank steunt deze conclusie, verwijzend naar recente ambtsberichten die bevestigen dat Al-Shabaab niet meer actief is in het gebied van de eiser.
De eiser heeft ook betoogd dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op rekrutering door Al-Shabaab, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat deze vrees niet aannemelijk is. De rechtbank concludeert dat de eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië, en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.