ECLI:NL:RBDHA:2024:10561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.31869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Syrische en Venezolaanse nationaliteit houder met betrekking tot militaire dienstplicht en etnische discriminatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die zowel de Syrische als de Venezolaanse nationaliteit heeft, diende op 11 maart 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 5 oktober 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 19 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

Eiser vreest bij terugkeer naar Syrië voor de dienstplicht en discriminatie vanwege zijn Druzen etniciteit. Hij stelt dat hij niet naar Venezuela kan terugkeren omdat hij daar geen familie of vrienden heeft. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter en het EHRM, waaruit blijkt dat de humanitaire situatie in Venezuela niet zo ernstig is dat deze een schending van artikel 3 van het EVRM rechtvaardigt.

De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en nationaliteit geloofwaardig zijn, maar dat hij niet als vluchteling kan worden aangemerkt op basis van de relevante elementen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31869

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 11 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J.A. Matti als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft zowel de Syrische als de Venezolaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2002. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend, omdat hij bij terugkeer naar Syrië vreest voor de dienstplicht. Daarnaast vreest eiser dat hij naar de frontlinie zal worden gestuurd omdat hij tot de Druzen behoort en zal worden gediscrimineerd vanwege zijn etniciteit. Ook kan hij niet naar Venezuela omdat hij daar geen familie en/of vrienden heeft.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- militaire dienstplicht in Syrië;
- Druzen etniciteit
Verweerder heeft de verklaringen van betrokkene over zijn identiteit, Syrische en Venezolaanse nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Doordat betrokkene
vanwege zijn Venezolaanse nationaliteit een vestigingsalternatief heeft, heeft verweerder de overige relevante elementen niet verder beoordeeld. Op grond van het geloofwaardige element kan eiser volgens verweerder niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag worden aangemerkt. Ook zijn deze elementen onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [1] Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Eiser vindt primair dat nog steeds van belang is of hij toegang heeft tot Venezuela. Dit blijkt volgens eiser uit het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2021. [2] De bereidheid om de nodige bescherming te bieden slaat volgens eiser ook op het al dan niet toelaten van de vreemdeling tot het grondgebied. Eiser stelt zich subsidiair op het standpunt dat als hij wordt toegelaten tot Venezuela, hij daar geen bestaansmogelijkheden heeft en in een situatie van materiele deprivatie terecht zal komen. De situatie die Afdeling in haar uitspraak van 22 maart 2023 [3] schetst, geldt voor families die al in Venezuela leven en die nog spaargeld hebben en ander opofferingen kunnen doen. Dat is in het geval van eiser niet mogelijk. Tot slot is eiser bezig zijn nationaliteit in te trekken waardoor hij hoe dan ook geen toegang tot Venezuela zal krijgen. Het doen van een reguliere aanvraag duurt echter lang nu eisers leven al een jaar en 7 maanden stilstaat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat uit voormeld arrest van 9 november 2021 volgt dat voor het tegenwerpen van een beschermingsalternatief niet van belang is dat een vreemdeling naar het betrokken land kan reizen en toegang zal krijgen tot dat land. Bij de vraag of een vreemdeling zich in redelijkheid onder bescherming van het land van tweede nationaliteit kan stellen, als bedoeld in artikel 31, vierde lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000, is dus alleen van belang of een vreemdeling ten opzichte van dat land verdragsvluchteling is dan wel of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat hij bij uitzetting naar dat land een reëel risico loopt op ernstige schade. [4] Eisers stelling dat het van belang is of eiser wel of geen toegang heeft tot Venezuela, volgt de rechtbank gelet op het voorgaande niet. Bovendien staat in punt 34 van voormeld arrest van het Hof dat beoordeeld moet worden of de vreemdeling in het andere land van herkomst geen vrees heeft voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de lijn van de hoogste bestuursrechter.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Venezuela een gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. In voormelde uitspraak van 22 maart 2023 heeft de hoogste bestuursrechter overwogen dat uit de arresten van het EHRM [5] volgt dat als een humanitaire situatie zich niet afspeelt in de context van een gewapend conflict, artikel 3 van het EVRM slechts wordt geschonden in 'very exceptional cases where the humanitarian grounds against removal are compelling'. Voor Venezuela blijkt een dergelijke uitzonderlijke situatie niet uit openbare bronnen. In een onderzoek van het World Food Programme in 2020 hebben veel families aangegeven dat zij nog steeds in hun dagelijkse voedselbehoefte kunnen voorzien, maar dat zij daarvoor wel hun spaargeld moeten gebruiken of andere opofferingen moeten doen. De enkele stelling van eiser dat dat voor hem niet mogelijk is, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft namelijk geen omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat zijn individuele situatie anders is. Ook heeft eiser niet onderbouwd dat hij bijvoorbeeld geen spaargeld heeft. Bovendien heeft verweerder terecht gewezen op het feit dat uit het Algemeen Ambtsbericht van Venezuela uit 2020 [6] blijkt dat er enige vorm van overheidssteun bestaat. Dat eiser bij terugkeer naar Venezuela gediscrimineerd zal worden, volgt de rechtbank niet. De informatie van eisers familieleden over de ervaring van zijn vader zijn onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Bovendien volgt uit voormeld Ambtsbericht dat Syriërs in geen bijzondere positie hebben in de maatschappij. [7] De stellingen van eiser dat hij bezig is om zijn Venezolaanse nationaliteit in te trekken en dat hij al lang aan het wachten is, doen aan het voorgaande niet af. De rechtbank overweegt dat als eiser meent dat hij buiten zijn schuld om niet kan vertrekken naar het land waarvan hij de nationaliteit bezit, hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning op reguliere gronden kan indienen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) van 9 november 2021, ECLI:I:EU:C:2021:898.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2023:1054.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3169.
5.Zie de uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van 28 juni 2011,
6.Algemeen ambtsbericht 2020, p. 15.
7.Algemeen ambtsbericht 2020, p. 41.