ECLI:NL:RBDHA:2024:10546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
09-120210-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen minderjarige verdachte wegens openlijke geweldpleging, poging zware mishandeling en opzetheling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder openlijke geweldpleging, poging tot zware mishandeling en opzetheling. De verdachte, die op het moment van de feiten veertien en vijftien jaar oud was, heeft samen met medeverdachten geweld gepleegd tegen twee slachtoffers in Pijnacker. De feiten vonden plaats op 27 april en 8 mei 2023, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de slachtoffers hebben geduwd, geslagen en bedreigd met een klauwhamer. Daarnaast heeft de verdachte op 18 juni 2023 geprobeerd een politieagent zwaar te verwonden door met een gestolen scooter op hem in te rijden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 40 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de gepleegde geweldsdelicten op de slachtoffers. De verdachte is ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een coachingstraject en het volgen van onderwijs.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-120210-23
Datum uitspraak: 11 juli 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] (Egypte),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 27 juni 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. J.M. Eelman en de advocaat van de verdachte is mr. E.A. Breetveld te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 mei 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp openlijk, te weten op de Nobellaan, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [naam 1] door
- dicht bij die [naam 1] te gaan staan en/of
- tegen het lichaam van die [naam 1] te duwen en/of
- op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [naam 1] te slaan en/of
- met een (klauw)hamer (een) slaande beweging(en) in de richting van die [naam 1] te maken, althans een (klauw)hamer te pakken en/of die (klauw)hamer dreigend omhoog te brengen/houden, in elk geval die (klauw)hamer aan die [naam 1] te tonen en/of
- een mes aan die [naam 1] te tonen en/of
- tegen een been, althans het lichaam, van die [naam 1] te schoppen/trappen en/of
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan en/of daarbij de aldaar aanwezige personen op te hitsen door die [naam 1] te vragen hoe lang hij al racist is en te zeggen dat die [naam 1] een of meer personen “aapje” noemde en/of tegen die [naam 1] te zeggen dat hij op een varken lijkt en/of nadat die [naam 1] bukte om de van zijn gezicht geslagen bril van de straat te pakken te zeggen “voetbal nu” en/of aanmoedigend te schreeuwen en/of te lachen en/of de hierboven genoemde geweldshandelingen te filmen;
2
hij op of omstreeks 27 april 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp openlijk, te weten op de Ribeslaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of in winkelcentrum Ackershof, althans op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [naam 2] door
- dicht bij die [naam 2] te gaan staan en/of
- tegen het lichaam van die [naam 2] te duwen en/of
- aan het lichaam van die [naam 2] te trekken en/of
- het gooien van een tas naar die [naam 2] en/of
- op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [naam 2] te slaan, althans het maken van (een) slaande beweging(en) in de richting van die [naam 2] en/of
- tegen een been en/of het lichaam van die [naam 2] te schoppen/trappen en/of
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan en/of daarbij de aldaar aanwezige personen op te hitsen door aanmoedigend te schreeuwen en/of te lachen en/of de hierboven genoemde
geweldshandelingen te filmen;
3
hij op of omstreeks 18 juni 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de politiemedewerker [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
als bestuurder van een scooter op een fietspad/weg ter hoogte van een politieblokkade/stilstaande politiewagen is ingereden/afgereden op de voor/naast die blokkade/politiewagen staande [verbalisant 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 juni 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een scooter op een fietspad/weg ter hoogte van een politieblokkade/stilstaande politiewagen in te rijden/af te rijden op de voor/naast die blokkade/politiewagen staande [verbalisant 1] ,
4
hij op of omstreeks 18 juni 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een scooter, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van de onder 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 4 ten laste gelegde opzetheling bepleit. Hij heeft zich met betrekking tot het onder 1, 2, 3 subsidiair (bedreiging) en de onder 4 ten laste gelegde schuldheling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan
op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot
de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan
wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering
wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als
bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
3.4
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 (openlijk geweld op 8 mei 2023)
De rechtbank komt op basis van de verklaring van de aangever, de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de beelden van de mishandeling tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten openlijk geweld gepleegd tegen de aangever [naam 1] . Geweldshandelingen die door anderen dan de verdachte zijn gepleegd, komen daarbij wel voor zijn rekening.
Ten aanzien van feit 2 (openlijk geweld op 27 april 2023)
De rechtbank komt op basis van de verklaring van de aangever, de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de beelden van Koningsdag tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte openlijk geweld gepleegd tegen de aangever [naam 2] .
Ten aanzien van feit 3 (poging zware mishandeling)
Op 18 juni 2023 zagen de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] twee jongens op een scooter rijden. Zowel de bestuurder als de bijrijder droegen geen helm. De verbalisanten hebben de scooter gevolgd om een stopteken te kunnen geven. Aangezien de verbalisanten in een onopvallend voertuig reden, hebben zij ondersteuning van collega’s in de buurt gevraagd die wel in een opvallend politievoertuig reden. Na controle van het kenteken van de scooter bleek deze als gestolen gesignaleerd te staan. De verbalisanten hebben vervolgens de scooter een stopteken gegeven. Hier werd door de bestuurder van de scooter geen gevolg aan gegeven. De bestuurder minderde geen vaart en reed door. De verbalisanten in het opvallende politievoertuig, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , hadden intussen hun voertuig zo neergezet op het fietspad dat de scooter er niet langs kon. Deze verbalisanten stapten uit hun voertuig maar de bestuurder van de scooter minderde nog steeds geen vaart. Hij reed recht op verbalisant [verbalisant 1] af zonder vaart te minderen. [verbalisant 1] moest aan de kant springen. Zijn collega gaf een harde trap tegen de scooter waardoor de scooter in de berm belandde. De bestuurder van de scooter bleek de verdachte te zijn.
De rechtbank komt op basis van de aangifte van [verbalisant 1] , het proces-verbaal van aanhouding en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] tot een bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
De verdachte reed op een gestolen scooter. Na een stopteken van de politie te hebben genegeerd, heeft hij toen hij op het fietspad reed, de politieauto en de politieagent die was uitgestapt gezien. De verdachte heeft er desondanks welbewust voor gekozen om niet te stoppen. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij niet wilde stoppen omdat hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep, en niet weer vast wilde komen te zitten. Hij heeft er voor gekozen om het politievoertuig te passeren, maar hij is feitelijk zonder vaart te minderen op [verbalisant 1] blijven afrijden.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten waaruit kan blijken dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om verbalisant [verbalisant 1] zwaar te verwonden. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Allereerst moet dan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel kon oplopen door de handelingen van de verdachte. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijke aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
De verdachte is na het stopteken van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] doorgereden en wilde vervolgens het politievoertuig waar verbalisant [verbalisant 1] net uit was gestapt links passeren. Volgens zijn eigen verklaring reed hij op dat moment ongeveer 20 kilometer per uur. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben verklaard dat de verdachte met een snelheid van 30 tot 35 kilometer per uur reed. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven hoe hard de verdachte precies reed. Uitgaande van een snelheid tussen 20 tot 30 kilometer per uur, was er hoe dan ook sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij een aanrijding met de agent. De verdachte reed immers met een bijrijder erop op een scooter, zonder vaart te minderen, en de agent was op dat moment een onbeschermde verkeersdeelnemer. Zwaar lichamelijk letsel was bij een aanrijding naar algemene ervaringsregels te voorzien geweest. Het gevaar van zijn handelen moet voor de verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Door bewust door te rijden op de agent af, ondanks gegeven stoptekens, in een welbewuste poging om niet aangehouden te worden, heeft de verdachte deze aanmerkelijk kans ook aanvaard. De rechtbank acht daarom de poging tot zware mishandeling bewezen.
Ten aanzien van feit 4 (heling van een scooter)
De rechtbank komt op basis van de aangifte van [naam 3] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] en de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] van 19 juni 2023 tot een bewezenverklaring van het onder 4 impliciet primair ten laste gelegde feit. De verdachte reed op een scooter die hij van een vriend had geleend. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de scooter gestolen was. Dit acht de rechtbank onwaarschijnlijk. Verbalisant [verbalisant 5] heeft waargenomen dat het contactslot ontbrak op de scooter. Dat kan de verdachte toch moeilijk ontgaan zijn. Bovendien heeft de medeverdachte verklaard dat de verdachte hem had verteld dat de scooter gestolen was. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 8 mei 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp openlijk, te weten op de Nobellaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [naam 1] door
- dicht bij die [naam 1] te gaan staan en
- tegen het lichaam van die [naam 1] te duwen en
- tegen het hoofd en tegen het gezicht en het lichaam van die [naam 1] te slaan en
- een klauwhamer dreigend omhoog te houden en
- tegen een been van die [naam 1] te schoppen en
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan en daarbij de aldaar aanwezige personen op te hitsen door die [naam 1] te vragen hoe lang hij al racist is en te zeggen dat die [naam 1] een of meer personen “aapje” noemde en tegen die [naam 1] te zeggen dat hij op een varken lijkt en nadat die [naam 1] bukte om de van zijn gezicht geslagen bril van de straat te pakken te zeggen “voetbal nu” en aanmoedigend te schreeuwen en te lachen en de hierboven genoemde geweldshandelingen te filmen;
2
hij op 27 april 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp openlijk, te weten op de Ribeslaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [naam 2] door
- dicht bij die [naam 2] te gaan staan en
- tegen het lichaam van die [naam 2] te duwen en
- aan het lichaam van die [naam 2] te trekken en
- het gooien van een tas naar die [naam 2] en
- tegen het hoofd van die [naam 2] te slaan en
- tegen een been en het lichaam van die [naam 2] te trappen en
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan en daarbij de aldaar aanwezige personen op te hitsen door aanmoedigend te schreeuwen en te lachen en de hierboven genoemde geweldshandelingen te filmen;
3
hij op 18 juni 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan de politiemedewerker [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een scooter op een fietspad ter hoogte van een politieblokkade is ingereden op de voor die blokkade staande [verbalisant 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 18 juni 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, een scooter, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 82 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan een gedeelte van 40 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan het coachingstraject, dat de verdachte onderwijs moet volgen, dan wel een dagbesteding moet hebben, dat de verdachte moet meewerken aan behandeling van Jeugdformaat en een contactverbod met de medeverdachten.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd, met uitzondering van een contactverbod.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich als veertien en vijftienjarige jongen schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten.
Allereerst heeft de verdachte zich op 27 april 2023 en op 8 mei 2023 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachte was beide keren samen met medeverdachten op straat. Op 27 april 2023 werd een medeverdachte aangesproken door het slachtoffer [naam 2] . De verdachten vonden het nodig om de confrontatie met het slachtoffer aan te gaan. Het slachtoffer is geduwd, geslagen en geschopt. Dit incident is door de verdachte ook nog gefilmd.
Op 8 mei 2023 gooide één van de medeverdachten een blikje frisdrank op de grond.
[naam 1] maakte hier een opmerking over. De rechtbank wil wel aannemen dat het slachtoffer daarbij iets in de zin van ‘aapje’ heeft gezegd tegen een medeverdachte. Deze opmerking is zonder meer onfatsoenlijk. Dat geeft de verdachte echter geen vrijbrief om geweld te gebruiken tegen het slachtoffer. Het slachtoffer is geslagen, geschopt en bedreigd met een klauwhamer. Het incident is gefilmd en op social media verspreid wat het voor het slachtoffer extra vernederend maakt. Het slachtoffer zal daardoor nog lange tijd geconfronteerd (kunnen) worden met hetgeen hem is overkomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Bovendien hebben de geweldsincidenten zich in het openbaar, namelijk buiten op straat en op klaarlichte dag, afgespeeld. Daardoor voelen ook andere mensen zich onveilig.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een politieagent. De verdachte reed op een gestolen scooter en wilde wegvluchten van de politie. De verdachte heeft meerdere malen een stopteken van de politie genegeerd en op het moment dat de politie een wegblokkade had opgesteld, probeerde de verdachte alsnog te ontkomen. Hierbij is hij zonder vaart te verminderen op agent [verbalisant 1] afgereden. Dat was zeer gevaarlijk, en de verdachte heeft dat bewust gedaan, alleen maar om zelf aan arrestatie te ontkomen. De impact van dat gevaarlijke gedrag op de agent is behoorlijk groot geweest.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 mei 2024. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 21 mei 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het risico op recidive wordt ingeschat op gemiddeld. De Raad ziet zorgen op het gebied van omgang met verkeerde vrienden, het maken van verkeerde beslissingen in groepsverband en op het gebied van het uiten en beheersen van emoties en agressie. Volgens de Raad is de verdachte nog niet goed in staat om weerstand te bieden tegen de invloed van leeftijdsgenoten met antisociaal gedrag. Veel van deze zorgen hangen samen met problemen op het gebied van het kunnen reguleren van emoties en impulsen. De verdachte is een intelligente jongen maar gaat niet naar school. Voor het voorkomen van herhaling is het belangrijk dat de verdachte een positieve en gestructureerde (vrije)tijdsbesteding heeft, bij voorkeur waar hij in contact komt met prosociale leeftijdsgenoten.
De deskundige D. van Leeuwen, werkzaam bij Jeugdbescherming west, heeft ter zitting naar voren gebracht dat het nu goed gaat met de verdachte. Hij is tijdens de Ramadan naar Egypte geweest en sindsdien is er een knop omgegaan. Hij wil zich inzetten voor school en werk. In de zomerperiode kan hij gaan starten met systeem- en individuele therapie.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Het uitgangspunt voor openlijk geweld tegen personen is een taakstraf van 40 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Hierbij kan sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld de aard en ernst van het geweld, de plaats van het delict en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
Voor tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is het uitgangspunt een taakstraf vanaf 80 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Het uitgangspunt voor opzetheling is een taakstraf van 20 uur.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de feiten zoals door de verdachte gepleegd zonder meer een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van de feiten, maar ook de leeftijd van de verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de verdachte feiten heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing liep van zijn voorlopige hechtenis. Ten slotte heeft de verdachte, zijn jonge leeftijd ten tijde van de feiten in aanmerking genomen, lang in voorarrest verbleven.
De rechtbank acht het van groot belang dat de straf ook bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom wordt de jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd, als waarschuwing en opdat de verdachte zich met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de Raad en de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering zijn passend en geboden ten behoeve van (het behoud van) de positieve ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met de medeverdachten op te leggen.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 120 uren, met aftrek van de voorlopige hechtenis, bij niet voldoen te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 522,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 483,27, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op materiële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] op het standpunt gesteld dat deze geheel voor toewijzing vatbaar is, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze voor toewijzing vatbaar is, met uitzondering van de kosten voor de sloten, omdat de schade daaraan niet samenhangt met het aan de verdachte verweten feit. Ook heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] verzocht om deze te matigen tot een bedrag van € 250,00.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de vordering van de benadeelde partij [naam 3] afgewezen dient te worden, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Aan de verdachte is niet de vernieling van de scooter ten laste gelegd. De schade aan de scooter staat in een te ver verband met de heling van de scooter.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
De vordering van de benadeelde partij [naam 3]
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De schade is namelijk voor het grootste gedeelte veroorzaakt door het gedrag van de verdachte, die – rijdende op een gestolen scooter – niet heeft willen stoppen voor de politie en uiteindelijk met de scooter is gevallen toen hij werd aangehouden. Aangezien de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de diefstal van de scooter zal de benadeelde partij voor het deel van de vordering dat betrekking heeft op de sloten niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De vordering wordt voor het overige toegewezen, tot een bedrag van € 405,81.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 juni 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 302 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 3 primair:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 4:
opzetheling;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
40 (veertig) dagen;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij Jeugdbescherming west Haaglanden op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd meewerkt aan het coachingstraject vanuit Gro-Up of een soortgelijke instelling;
3. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of een andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
4. meewerkt aan behandeling en/of begeleiding van Jeugdformaat of een soortgelijke instelling;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf
in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag;
de vordering van de benadeelde partij
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [verbalisant 1], te betalen een bedrag van
€ 250,00(zegge:
tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [verbalisant 1]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde [verbalisant 1]partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [verbalisant 1]te betalen
€ 250,00(zegge:
tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul)dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [verbalisant 1]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam 3], te betalen een bedrag van
€ 405,81(zegge:
vierhonderdvijf euro en eenentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [naam 3]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde [naam 3]partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [naam 3]te betalen
€ 405,81(zegge:
vierhonderdvijf euro en eenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul)dagen;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam 3]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2024.
Mr. R.J. Wortelboer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.