ECLI:NL:RBDHA:2024:10545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
10940593 RL EXPL 24-3814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Luzac Onderwijs B.V. met afwijzing van verzoeken tot vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en Luzac Onderwijs B.V. De werknemer, die sinds 1 oktober 2023 in dienst was als docent economie, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en om een billijke vergoeding, nadat hij op non-actief was gesteld en zijn salaris was stopgezet. Luzac Onderwijs B.V. verzocht op zijn beurt om een verklaring dat de arbeidsovereenkomst reeds was geëindigd, dan wel om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst inhoudsloos was geworden, omdat de werknemer sinds 8 januari 2024 geen werkzaamheden meer had verricht en geen recht had op doorbetaling van zijn salaris. De rechter concludeerde dat Luzac redelijkerwijs van de werknemer kon verlangen dat hij steunlessen zou geven, en dat de werknemer dit had mogen weigeren. Echter, de werknemer had geen blijk gegeven van bereidheid om de werkzaamheden te hervatten, waardoor de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang werd ontbonden.

De verzoeken van de werknemer tot het toekennen van een billijke vergoeding werden afgewezen, omdat niet was gebleken van enige ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Luzac. De kantonrechter wees ook de verzoeken van de werknemer tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld af. De werknemer werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Luzac, begroot op € 542,00.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Zaaknr.: 10940593 RP VERZ 24-3814
Uitspraakdatum: 19 april 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
verder te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. ing. J.M. Eerkes (Park20 Advocaten),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Luzac Onderwijs B.V.,
gevestigd te Hilversum,
verwerende partij,
verder te noemen: Luzac,
gemachtigde: mevr. mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra (DAAN Advocatuur).

1.Het procesverloop

1.1.
Werknemer heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met 26 producties (Bijlagen nrs. 1 tot en met 26), bij de griffie ingekomen op 16 februari 2024, verzocht, kort gezegd, de arbeidsovereenkomst tussen hemen Luzac te ontbinden onder toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding voor de resterende duur van de arbeidsovereenkomst en Luzac te veroordelen tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld.
1.2.
Op 26 maart 2024 is bij de griffie een verweerschrift met twaalf producties (nrs. 1 tot en met 12) binnengekomen. Luzac verzoekt het verzoek van de werknemer af te wijzen, voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd, dan wel de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
1.3.
Voorts zijn nog bij de griffie nog binnengekomen:
  • een brief van de gemachtigde van werknemer van 4 april 2024 met een aanvullende verzoekschrift alsmede vier aanvullende producties (Bijlagen nrs. 27 tot en met 30);
  • een brief van de gemachtigde van Luzac met twee aanvullende producties (nrs. 12 en 13)
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift is gehouden op 5 april 2024. Daarbij is werknemer in persoon verschenen samen met zijn gemachtigde en zijn namens Luzac E. Harinck, B. Steen en L. Recker alsmede de gemachtigde van Luzac verschenen, vergezeld van mevr. mr. J.J.E. Hagens. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van Luzac een pleitnotitie overgelegd. Van hetgeen verder besproken is heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden.
1.5.
Na de mondelinge behandeling is de uitspraakdatum bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Per 1 oktober 2023 is werknemer bij Luzac in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 31 juli 2024 in de functie van docent economie met een arbeidsomvang van 6,8 uur per week en tegen een salaris van € 876,92 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag.
2.2.
Bij e-mail van 8 november 2023 heeft Luzac aan werknemer voorgesteld om per 31 december 2023 ontslag te nemen tegen doorbetaling van het salaris maar met vrijstelling van werkzaamheden.
2.3.
Bij e-mail van 14 december 2024 heeft Luzac aan werknemer laten weten dat hij zijn werkzaamheden kan hervatten door het geval van steunlessen.
2.4.
Bij e-mail van 4 januari 2024 heeft Luzac nogmaals aan werknemer laten weten dat hij vanaf 8 januari 2024 zijn werkzaamheden in de vorm van het geven van steunlessen dient te hervatten en dat anders zijn salaris per die datum zal worden stopgezet.
2.5.
Werknemer heeft niet per 8 januari 2024 zijn werkzaamheden hervat en Luzac heeft vanaf die datum de salarisbetaling aan werknemer stopgezet.

3.Het inleidende verzoek en het verweer

3.1.
Werknemer verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad: (I.) de tussen hem en Luzac bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden en een tijdstip te bepalen waarop de arbeidsovereenkomst eindigt; (II.) Luzac te veroordelen tot betaling van een vergoeding ter hoogte van het in geld vastgestelde loon over der termijn dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geduurd zou hebben indien deze van rechtswege op 31 juli 2024 zou zijn geëindigd, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag; (III., IV., V.) Luzac te veroordelen tot billijke vergoedingen van het netto equivalent van € 5.166,- bruto, € 13.986,- bruto en € 7.500,- bruto, dan wel in goede justitie te bepalen bedragen aan billijke vergoeding; (VI.) Luzac te veroordelen tot betaling aan hem van achterstallig loon, het bruto loon, het netto equivalent van
€ 876,92 per maand vanaf 8 januari 2024 tot en met de datum waarop de arbeidsovereenkomst beëindigd zal worden, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag; (VII.) Luzac te veroordelen tot betaling aan hem van € 701,54 bruto aan vakantiegeld en uitbetaling van vakantiedagen, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag; (VIII.) Luzac te veroordelen, op grond van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag; (IX.) Luzac te veroordelen tot betaling aan hem van een billijke vergoeding, een vergoeding ter hoogte van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geduurd zou hebben indien deze van rechtswege op 31 juli 2024 zou zijn geëindigd, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan billijke vergoeding; (X.) Luzac te veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Aan het verzoek legt werknemer – kort gezegd – ten grondslag dat hij zonder enige toelichting van de zijde van Luzac op non-actief is gesteld en Luzac hem heeft medegedeeld dat deze de arbeidsovereenkomst met hem wil ontbinden. Een en ander acht werknemer ernstig verwijtbaar van Luzac als gevolg waarvan hij naast doorbetaling van het salaris verzoekt tot het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd de veroordeling van Luzac tot het betalen van een billijke vergoeding.
3.3.
Van haar zijde stelt Luzac dat werknemer geweigerd heeft de hem redelijkerwijs opgedragen werkzaamheden te verrichten als gevolg waarvan Luzac de betaling van het salaris van werknemer heeft stopgezet. Gelet op de ontstane situatie streeft ook Luzac ontbinding van de arbeidsovereenkomst na.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen voor bepaalde tijd van 1 oktober 2023 tot en met 31 juli 2024. Ook hebben partijen geen verschil van inzicht in de functie van werknemer (docent economie), de arbeidsomvang (6,8 uur per week) en het salaris (€ 876,62 bruto per maand, exclusief vakantiegeld). Op de achtergrond speelt nog wel de vraag of en in hoeverre partijen zouden zijn overeengekomen dat werknemer op een andere locatie van Luzac nog lessen zou geven op basis van een ZZP-constructie. Dat punt komt later nog aan de orde
4.2.
Waar partijen het niet over eens zijn is of de arbeidsovereenkomst ook schriftelijk is aangegaan. Luzac stelt dat werknemer een digitale versie van de arbeidsovereenkomst is toegezonden en dat werknemer via digitale weg deze arbeidsovereenkomst heeft ondertekend, maar werknemer ontkent dat. Gelet op het navolgende kan echter in het midden blijven of de arbeidsovereenkomst schriftelijk is vastgelegd.
4.3.
Als meest verstrekkende standpunt heeft Luzac de positie ingenomen dat de arbeidsovereenkomst als gevolg van het intreden van de ontbindende voorwaarde dat werknemer niet binnen acht weken na aanvang van het dienstverband een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) heeft overgelegd reeds per 1 december 2023 is geëindigd. Deze ontbindende voorwaarde is opgenomen in de schriftelijke arbeidsovereenkomst, waarvan werknemer ontkent dat hij die ooit heeft ingezien en waarop Luzac volgens werknemer daarom geen beroep kan doen. Wat er ook zij van de bekendheid van werknemer met deze ontbindende voorwaarde, uit niets blijkt dat Luzac op of omstreeks 1 december 2023 reeds aan werknemer heeft laten weten een beroep te doen op deze ontbindende voorwaarde. Uit de overgelegde stukken blijkt dat Luzac nog op 14 december 2023 ervan melding maakt dat werknemer nog een VOG dient aan te leveren, maar zij verbindt daar op dat moment niet de consequentie aan dat bij gebreke daarvan de arbeidsovereenkomst zou eindigen. Ook uit de daaropvolgende correspondentie tussen partijen blijkt niet dat Luzac de arbeidsovereenkomst als ontbonden beschouwde. Gelet daarop verwerpt de kantonrechter dat standpunt van Luzac en voor het vervolg van de beoordeling van het verzoek van werknemer zal daarom als uitgangspunt gelden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog voortduurt.
4.4.
Weliswaar bestaat thans de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst nog wel, maar deze is inhoudsloos geworden. Werknemer heeft reeds sinds eind vorig jaar geen werkzaamheden meer verricht en sinds 8 januari 2024 ontvangt werknemer ook geen salaris meer, omdat hij zich op het standpunt stelt dat het geven van steunlessen geen passende arbeid betreft. Luzac vindt dat wel en heeft daarom per 8 januari 2024 de salarisbetaling stopgezet. Dat beide partijen vinden dat de arbeidsovereenkomst inhoudsloos is geworden blijkt wel uit het feit dat werknemer als verzoekende partij in deze procedure ontbinding van de arbeidsovereenkomst nastreeft en ook Luzac dat bij wijze van tegenverzoek ontbinding van de arbeidsovereenkomst doet. Partijen verschillen alleen van mening welke financiële gevolgen ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet hebben.
4.5.
Teruggebracht naar de kern is het de vraag of Luzac redelijkerwijs van werknemer mag verlangen dat hij in plaats van klassikaal onderwijs, steunlessen aan leerlingen van Luzac geeft en/of werknemer dat redelijkerwijs mag weigeren. Indien Luzac van werknemer mag verlangen dat hij steunlessen in plaats van klassikaal onderwijs geeft, dan geldt de hoofdregel uit het arbeidsrecht dat geen recht op salaris bestaat indien de bedongen arbeid niet wordt verricht. Indien werknemer het geven van steunlessen mag weigeren dat heeft werknemer tenminste recht op doorbetaling van zijn salaris. Een afzonderlijke vraag is dan nog of werknemer bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een billijke vergoeding, want daarvoor zou tenminste sprake moeten zijn van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Luzac.
4.6.
Zoals eerder is overwogen kan de schriftelijke arbeidsovereenkomst geen steun bieden voor het antwoord op de vraag of het geven van steunlessen passende arbeid is. Voor de kantonrechter zijn echter twee argumenten doorslaggevend voor de beantwoording van deze vraag. In de eerste plaats is dat het gegeven dat het onderwijs dat Luzac biedt particulier onderwijs is, waarbij leerlingen in het voortgezet onderwijs door middel van intensieve begeleiding worden voorbereid op het eindexamen. Deze intensieve begeleiding vindt plaats in kleine klassen en door middel van individuele ondersteuning, waar nodig. Dit uitgangspunt was voor werknemer bekend toen hij zich aan Luzac als docent verbond. Hij wist dus dat van hem intensieve begeleiding van leerlingen verwacht kon worden. In de tweede plaats heeft Luzac onbetwist gesteld dat werknemer in de periode dat hij nog werkzaam was, ook reeds steunlessen had gegeven en daar toen kennelijk geen bezwaar tegen had. Deze twee argumenten bijeen genomen brengen de kantonrechter tot de conclusie dat het geven van steunlessen passende arbeid is, dat Luzac terecht van werknemer mocht verlangen.
4.7.
Uit het voorgaande vloeit voort dat werknemer in ieder geval geen recht heeft op doorbetaling van zijn salaris. In beginsel zou werknemer nog recht kunnen hebben op betaling van zijn salaris indien hij zich alsnog bereid had verklaard steunlessen te geven, maar van die bereidheid heeft werknemer geen blijk gegeven. In dat licht is de arbeidsovereenkomst, waarvan reeds eerder is overwogen dat deze inhoudsloos was geworden, ook voor de toekomst inhoudsloos. Daarom zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang ontbinden.
4.8.
Dan rest nog de vraag of werknemer recht heeft op een billijke vergoeding. Zoals reeds tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest ziet een deel van de verzochte billijke vergoeding, een bedrag van € 19.152,- bruto, op de afspraken die werknemer zegt gemaakt te hebben voor zijn inzet als ZZP’er op een andere locatie van Luzac. Tijdens de mondelinge behandeling is ook van de zijde van werknemer erkend dat een en ander geen verband houdt met de onderhavige arbeidsovereenkomst en reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking kan komen. Voor het overige zal het verzoek tot een billijke vergoeding worden afgewezen op de grond dat niet is gebleken dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van werknemer in verband staat met enige ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Luzac. Integendeel, Luzac heeft werknemer, ook nadat tussen partijen al rimpelingen in hun onderlinge relatie waren ontstaan, de mogelijkheid geboden tot het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werkzaamheden te blijven verrichten en werknemer een inkomstenbron te verschaffen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dus dat alle verzoeken van werknemer zullen worden afgewezen en het tegenverzoek van Luzac tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden toegewezen.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal werknemer worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Luzac, begroot op € 542,00 (2,00 punten × € 271,00 per punt).

5.De beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Luzac;
- wijst de verzoeken van werknemer af;
- veroordeelt werknemer in de proceskosten aan de zijde van Luzac, begroot op
€ 542,00;
- verklaart de proceskostenveroordeling van werknemer uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst hetgeen Luzac meer of anders heeft verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en is op 19 april 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.