ECLI:NL:RBDHA:2024:10544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
09-095108-23, 09-050059-23 en 09-120206-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en werkstraf opgelegd aan minderjarige verdachte voor geweldsdelicten en diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vijftienjarige jongen, die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, winkeldiefstallen en openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren op Curaçao, is in de basisregistratie ingeschreven en heeft de rechtszaak doorlopen met een advocaat en een officier van justitie. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de tenlasteleggingen die aan de verdachte zijn voorgelegd. De verdachte heeft zich in de periode van 2023 tot 2024 schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder openlijke geweldpleging op 8 mei 2023 in Pijnacker, diefstal met geweld op 7 april 2023 in Delft en diefstal met geweld op 19 februari 2023 in Rijswijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de openlijke geweldpleging en de diefstallen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn eerdere veroordelingen en de psychologische rapportages die zijn opgesteld. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 40 dagen voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een werkstraf van 140 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van onderwijs en behandeling bij een instelling. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van €650,00 gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-095108-23, 09-050059-23 (ttz. gev.) en 09-120206-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 11 juli 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2007 op Curaçao,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 31 mei 2023 (enkelvoudig) en (na verwijzing) 27 juni 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. J.M. Eelman en de advocaat van de verdachte is mr. R.G. Jagesar te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Dagvaarding I (09-120206-23)
Feit 1: openlijke geweldpleging gepleegd in Pijnacker op 8 mei 2023 tegen [naam 1] ;
Feit 2: opzetheling van een bromfiets op 17 april 2024 te ’s-Gravenhage;
Dagvaarding II (09-095108-23)
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging gepleegd op 7 april 2023 te Delft bij de Jumbo;
Feit 2: diefstal in vereniging gepleegd op 24 maart 2023 te Delft bij de Jumbo;
Feit 3: diefstal in vereniging gepleegd op 24 maart 2023 te Delft bij de BP;
Dagvaarding III (09-050059-23)
diefstal met geweld in vereniging gepleegd op 19 februari 2023 te Rijswijk tegen [naam 2] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in dagvaarding I, dagvaarding II en dagvaarding III ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het in dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde (opzetheling), partiële vrijspraak van het in dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde (diefstal met geweld) en vrijspraak van het in dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde (diefstal in vereniging).
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het in dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde, het in dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde en het in dagvaarding III ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Vrijspraak
Ten aanzien van dagvaarding I onder 2 opzetheling van een bromfiets
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij wist of behoorde te weten dat een bromfiets waarop hij op 17 april 2024 reed van diefstal afkomstig was.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de bromfiets van een vriend had geleend en dat hij een rondje op de bromfiets mocht rijden. Pas toen de verdachte op de bromfiets reed, zag hij dat er geen sleutel in het contactslot zat. Hij heeft op dat moment onmiddellijk de bromfiets aan de kant gezet en met een schroevendraaier uit de buddyseat de bromfiets uitgezet. De verdachte liep weg en werd meteen door de politie aangehouden. Deze verklaring van de verdachte wordt door de inhoud van het dossier niet weersproken. Zo heeft de persoon van wie de verdachte de bromfiets zou hebben geleend niets bij de politie willen verklaren. Het is niet duidelijk waaruit zou moeten blijken dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de bromfiets zou hebben moeten zien dat de bromfiets van diefstal afkomstig was. Gelet hierop acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van dagvaarding II onder 3 winkeldiefstal bij BP
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij op 24 maart 2023 samen met een ander goederen uit de BP heeft gestolen. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van de BP tankstation zijn beschreven. Door de verbalisant is opgeschreven dat zij twee jongens de winkel van het tankstation heeft zien binnenlopen. Zij heeft één van deze jongens herkend als de verdachte. Over de verdachte heeft de verbalisant opgeschreven dat zij ziet dat de verdachte iets in zijn hand heeft en dat hij dit in zijn rechterbroekzak stopt. Zij heeft echter niet opgeschreven wat de verdachte dan in zijn hand zou hebben gehad. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend iets te hebben gestolen uit de winkel van de BP tankstation. Hij heeft verklaard dat hij zijn telefoon in zijn hand had en dat hij deze in zijn broekzak stopte. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier deze verklaring van de verdachte niet weerlegd kan worden. Gelet hierop acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.5
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan
op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot
de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan
wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering
wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als
bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
3.6
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van dagvaarding I onder 1 openlijke geweldpleging
De rechtbank komt op basis van de verklaring van de aangever, de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de beelden van de mishandeling tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten openlijk geweld gepleegd tegen de aangever [naam 1] .
Ten aanzien van dagvaarding II onder 1 diefstal met geweld in vereniging
De rechtbank komt op basis van de verklaring van de aangever, de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft op 7 april 2023 goederen uit de Jumbo gestolen. De verdachte ontkent niet dat hij heeft gestolen, maar hij ontkent dat hij geweld heeft gebruikt om de vlucht mogelijk te maken uit de Jumbo. Op basis van het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden staan beschreven, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte wel degelijk geweld heeft gebruikt tegen de aangever [naam 3] . De aangever probeerde de verdachte bij de ingang van de Jumbo tegen te houden. Zij stonden op dat moment tegenover elkaar. Dat de aangever de verdachte onverhoeds van achteren benaderde, zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard, is daardoor volstrekt onaannemelijk. Te zien is dat de verdachte aan zijn aanhouding probeert te ontkomen. Dat de verdachte de aangever per ongeluk zou hebben geraakt, acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het in vereniging plegen van de winkeldiefstal nu er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Zij hebben afzonderlijk van elkaar winkelgoederen gestolen, maar niet tezamen en in vereniging. Ook hebben zij niet samen geweld gebruikt tegen de aangever [naam 3] .
Ten aanzien van dagvaarding II onder 2 winkeldiefstal bij Jumbo
De rechtbank komt op basis van de verklaring van de aangever en de bekennende verklaring van de verdachte tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het in vereniging plegen van de winkeldiefstal nu er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Zij hebben afzonderlijk van elkaar winkelgoederen gestolen, maar niet tezamen en in vereniging.
Ten aanzien van dagvaarding III diefstal met geweld in vereniging
De rechtbank komt op basis van de verklaring van de aangever, de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte door middel van geweld de aangever [naam 2] beroofd van zijn jas.
3.7
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij op 8 mei 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp openlijk, te weten op de Nobellaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [naam 1] door
- dicht bij die [naam 1] te gaan staan en
- tegen het lichaam van die [naam 1] te duwen en
- tegen het hoofd en tegen het gezicht en het lichaam van die [naam 1] te slaan en
- een klauwhamer dreigend omhoog te houden en
- tegen een been van die [naam 1] te schoppen en
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan en daarbij de aldaar aanwezige personen op te hitsen door die [naam 1] te vragen hoe lang hij al racist is en te zeggen dat die [naam 1] een of meer personen “aapje” noemde en tegen die [naam 1] te zeggen dat hij op een varken lijkt en nadat die [naam 1] bukte om de van zijn gezicht geslagen bril van de straat te pakken te zeggen “voetbal nu” en aanmoedigend te schreeuwen en te lachen en de hierboven genoemde geweldshandelingen te filmen;
Dagvaarding II
1
hij op 7 april 2023 te Delft winkelgoederen (waaronder snoep en frisdrank), die aan Jumbo toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 3] tegen het hoofd te slaan.
2
hij op 24 maart 2023 te Delft winkelgoederen (waaronder o.a. blikjes drinken en snoep), die aan Jumbo toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding III
hij op 19 februari 2023 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander een jas, die aan [naam 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [naam 2] tegen het oor te slaan en
- die [naam 2] vast te pakken en
- een jas van het lichaam van die [naam 2] te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan een gedeelte van 40 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs moet volgen, dan wel een dagbesteding moet hebben, dat de verdachte moet meewerken aan behandeling bij De Waag, een contactverbod met de medeverdachten, dat de verdachte meewerkt aan begeleiding door een PAD coach en dat de verdachte meewerkt aan ITB Plus. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 40 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een deels voorwaardelijke werkstraf. De verdachte is bereid om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als vijftien en zestienjarige jongen schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten.
Allereerst heeft de verdachte zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan de beroving van de jas van het slachtoffer [naam 2] . Zonder enige aanleiding maar – naar eigen zeggen - voor de grap vond de verdachte het nodig om het slachtoffer te beroven. De verdachte sloeg hierbij tegen het oor van het slachtoffer, trok aan het slachtoffer en trok diens jas uit. Het is voorstelbaar dat dit grote indruk heeft gemaakt op het nog jonge slachtoffer.
Vervolgens heeft de verdachte zich op 24 maart 2023 en 7 april 2023 schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen. Op 7 april 2023 heeft de verdachte geweld gebruikt om zo weg te kunnen komen uit de supermarkt, waar hij zojuist (alweer) een winkeldiefstal had gepleegd.
De verdachte heeft bij deze feiten alleen gehandeld met het oog op eigen (financieel) gewin en hij heeft geen enkel respect gehad voor andermans bezittingen en het gevoel van veiligheid van anderen.
Ten slotte heeft de verdachte zich op 8 mei 2023 schuldig gemaakt aan een nare openlijke geweldpleging. De verdachte was samen met zijn medeverdachten op straat. Eén van de medeverdachten gooide een blikje frisdrank op de grond. [naam 1] maakte hier een opmerking over. De rechtbank wil wel aannemen dat het slachtoffer daarbij iets in de zin
van ‘aapje’ heeft gezegd tegen een medeverdachte. Deze opmerking is zonder meer onfatsoenlijk. Dat geeft de verdachte echter geen vrijbrief om geweld te gebruiken tegen het slachtoffer. Het slachtoffer is geslagen, geschopt en bedreigd met een klauwhamer. Het incident is gefilmd en op social media verspreid, wat het voor het slachtoffer extra vernederend maakt. Het slachtoffer zal daardoor nog lange tijd geconfronteerd (kunnen) worden met hetgeen hem is overkomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweldsincident zich in het openbaar, namelijk buiten op straat en op klaarlichte dag, afgespeeld. Daardoor voelen ook andere mensen zich onveilig.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 juni 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder veroordeeld is voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia psychologisch onderzoek van drs. R.M.C. Hoogstraten (GZ-psycholoog) van 31 augustus 2023. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte sprake is van een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en van laagbegaafdheid. De verdachte kan vanwege zijn laagbegaafdheid onvoldoende overzien wat de gevolgen en de consequenties van zijn gedrag zijn. Het ontbreekt de verdachte aan copingvaardigheden als hij in een situatie, naar zijn idee, wordt uitgedaagd en geprovoceerd. De groepsdruk en negatieve beïnvloeding zijn ook van invloed op het gedrag van de verdachte geweest. Het advies is om de openlijke geweldpleging, indien bewezen verklaard, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico op toekomstig gewelddadig en crimineel gedrag wordt als matig ingeschat. Het advies is om de begeleiding en behandeling op te leggen in het kader van de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 16 mei 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte deels verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel in de verdenkingen, echter legt hij ook de schuld deels bij zijn vrienden en het slachtoffer (van de openlijke geweldpleging). Het algemeen recidive risico komt uit op hoog en het dynamisch risico profiel op midden. De Raad ziet ook dat de verdachte al vanaf jonge leeftijd in aanraking met politie/justitie is gekomen. Ondanks de eerder ingezette hulpverlening, zoals de jeugdreclassering en de begeleiding van de coach en de positief afgeronde leerstraf So Cool, zijn de zorgen niet afgenomen en wordt het patroon niet doorbroken.
De Raad vindt een werkstraf een passende pedagogische straf, omdat de verdachte op deze manier een consequentie zal ervaren en dit draagt bij aan de strafbeleving. Verder vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie een passende straf, want de verdachte heeft een stevige stok achter de deur nodig, waardoor hij zich ervan bewust zal zijn dat hij zich zal moeten inzetten om op het rechte pad te blijven. Momenteel gaat het niet goed met de verdachte. Hij komt zijn afspraken niet na en hij is van school verwijderd. De Raad is van mening dat een strak kader, zoals ITB Plus met behandeling vanuit De Waag nodig is om de verdachte op het rechte pad te houden.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank gaat er gezien de met zijn persoonlijkheid verweven problematiek van de verdachte van uit dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is voor alle bewezen verklaarde feiten.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt bij een diefstal met geweld een taakstraf vanaf 60 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, vermeld. In deze zaak spelen daarbij strafverzwarende omstandigheden: er is fysiek geweld toegepast tegen de medewerker van de supermarkt en de verdachte heeft de straatroof samen met een ander gepleegd en de straatroof heeft op de openbare weg plaatsgevonden.
Het uitgangspunt voor een winkeldiefstal is een taakstraf van 20 uur.
Het uitgangspunt voor openlijke geweld tegen personen is een taakstraf van 40 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Ook hier kan sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden, te weten de aard en ernst van het geweld, de plaats van het delict en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de feiten zoals door de verdachte gepleegd zonder meer een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van de feiten, en de recidive, maar aan de andere kant de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de leeftijd van de verdachte. Bovendien heeft de verdachte, zijn jonge leeftijd ten tijde van de feiten in aanmerking genomen, lang in voorarrest gezeten.
De rechtbank acht het van groot belang dat de straf ook bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom wordt de jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd, als waarschuwing en opdat de verdachte zich met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. De rechtbank ziet ook de noodzaak voor het opleggen van het geadviseerd ITB Plus.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering zijn passend en geboden ten behoeve van (het behoud van) de positieve ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank ziet geen noodzaak om contactverboden met de medeverdachten op te leggen.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 140 uren, met aftrek van de voorlopige hechtenis, bij niet voldoen te vervangen door 70 dagen jeugddetentie.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 2] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam 4] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de schadevergoeding te matigen tot een bedrag van
€ 150,00.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bij dagvaarding III (09-050059-23) bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, en daarom zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Oplegging (hoofdelijk) van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit van dagvaarding I (09-120206-23) en het onder 3 ten laste gelegde feit van dagvaarding II (09-095108-23) heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit van dagvaarding I, de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van dagvaarding II en het ten laste gelegde feit van dagvaarding III heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.7 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
Dagvaarding I (09-120206-23)
ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Dagvaarding II (09-095108-23)
ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
Dagvaarding III (09-050059-23)
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
40 (veertig) dagen;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan 6 maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Plus, gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of een andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
3. zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt bij De Waag of een soortgelijke instelling;
4
.gedurende de proeftijd meewerkt aan begeleiding door PAD coach;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf
in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag;
de vordering van de benadeelde partij (09-050059-23)
veroordeelt de verdachte hoofdelijk, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam 2] , te betalen een bedrag van
€ 650,00(
zegge: zeshonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader(s) van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 650,00(
zegge: zeshonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2024.
mr. R.J. Wortelboer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Dagvaarding I (09-120206-23)
1
hij op of omstreeks 8 mei 2023 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp openlijk, te weten op de Nobellaan, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [naam 1] door
- dicht bij die [naam 1] te gaan staan en/of
- tegen het lichaam van die [naam 1] te duwen en/of
- op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [naam 1] te slaan en/of
- met een (klauw)hamer (een) slaande beweging(en) in de richting van die [naam 1] te maken, althans een (klauw)hamer te pakken en/of die (klauw)hamer dreigend omhoog te brengen/houden, in elk geval die (klauw)hamer aan die [naam 1] te
tonen en/of
- een mes aan die [naam 1] te tonen en/of
- tegen een been, althans het lichaam, van die [naam 1] te schoppen/trappen en/of
- door hun meerderheid in aantal een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan en/of daarbij de aldaar aanwezige personen op te hitsen door die [naam 1] te vragen hoe lang hij al racist is en te zeggen dat die [naam 1] een of meer personen “aapje” noemde en/of tegen die [naam 1] te zeggen dat hij op een varken lijkt en/of nadat die [naam 1] bukte om de van zijn gezicht geslagen bril van de straat te pakken te zeggen “voetbal nu” en/of aanmoedigend te schreeuwen en/of te lachen en/of de hierboven genoemde geweldshandelingen te filmen;
2
hij op of omstreeks 17 april 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een bromfiets/(brom)scooter (merk/type Piaggio N/A, voorzien van kenteken [kenteken] ), althans een goed, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Dagvaarding II (09-095108-23)
1
hij op of omstreeks 7 april 2023 te Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, winkelgoederen (waaronder snoep en/of (fris)drank), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 3] tegen het hoofd te slaan en/of te stompen
2
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, winkelgoederen (waaronder o.a. blikjes drinken en/of snoep), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Delft, althans in Nederland ,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, winkelgoederen (waaronder o.a. chocolade en/of ijs) , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan BP, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding III (09-050059-23)
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam 2] meermalen, althans eenmaal op/tegen het oor en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of
- die [naam 2] meermalen, althans eenmaal te duwen en/of
- die [naam 2] meermalen, althans eenmaal vast te pakken en/of
- een jas van het lichaam van die [naam 2] te trekken.