6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als vijftien en zestienjarige jongen schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten.
Allereerst heeft de verdachte zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan de beroving van de jas van het slachtoffer [naam 2] . Zonder enige aanleiding maar – naar eigen zeggen - voor de grap vond de verdachte het nodig om het slachtoffer te beroven. De verdachte sloeg hierbij tegen het oor van het slachtoffer, trok aan het slachtoffer en trok diens jas uit. Het is voorstelbaar dat dit grote indruk heeft gemaakt op het nog jonge slachtoffer.
Vervolgens heeft de verdachte zich op 24 maart 2023 en 7 april 2023 schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen. Op 7 april 2023 heeft de verdachte geweld gebruikt om zo weg te kunnen komen uit de supermarkt, waar hij zojuist (alweer) een winkeldiefstal had gepleegd.
De verdachte heeft bij deze feiten alleen gehandeld met het oog op eigen (financieel) gewin en hij heeft geen enkel respect gehad voor andermans bezittingen en het gevoel van veiligheid van anderen.
Ten slotte heeft de verdachte zich op 8 mei 2023 schuldig gemaakt aan een nare openlijke geweldpleging. De verdachte was samen met zijn medeverdachten op straat. Eén van de medeverdachten gooide een blikje frisdrank op de grond. [naam 1] maakte hier een opmerking over. De rechtbank wil wel aannemen dat het slachtoffer daarbij iets in de zin
van ‘aapje’ heeft gezegd tegen een medeverdachte. Deze opmerking is zonder meer onfatsoenlijk. Dat geeft de verdachte echter geen vrijbrief om geweld te gebruiken tegen het slachtoffer. Het slachtoffer is geslagen, geschopt en bedreigd met een klauwhamer. Het incident is gefilmd en op social media verspreid, wat het voor het slachtoffer extra vernederend maakt. Het slachtoffer zal daardoor nog lange tijd geconfronteerd (kunnen) worden met hetgeen hem is overkomen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweldsincident zich in het openbaar, namelijk buiten op straat en op klaarlichte dag, afgespeeld. Daardoor voelen ook andere mensen zich onveilig.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 juni 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder veroordeeld is voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia psychologisch onderzoek van drs. R.M.C. Hoogstraten (GZ-psycholoog) van 31 augustus 2023. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte sprake is van een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en van laagbegaafdheid. De verdachte kan vanwege zijn laagbegaafdheid onvoldoende overzien wat de gevolgen en de consequenties van zijn gedrag zijn. Het ontbreekt de verdachte aan copingvaardigheden als hij in een situatie, naar zijn idee, wordt uitgedaagd en geprovoceerd. De groepsdruk en negatieve beïnvloeding zijn ook van invloed op het gedrag van de verdachte geweest. Het advies is om de openlijke geweldpleging, indien bewezen verklaard, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico op toekomstig gewelddadig en crimineel gedrag wordt als matig ingeschat. Het advies is om de begeleiding en behandeling op te leggen in het kader van de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 16 mei 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige M.S. van der Bom ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte deels verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel in de verdenkingen, echter legt hij ook de schuld deels bij zijn vrienden en het slachtoffer (van de openlijke geweldpleging). Het algemeen recidive risico komt uit op hoog en het dynamisch risico profiel op midden. De Raad ziet ook dat de verdachte al vanaf jonge leeftijd in aanraking met politie/justitie is gekomen. Ondanks de eerder ingezette hulpverlening, zoals de jeugdreclassering en de begeleiding van de coach en de positief afgeronde leerstraf So Cool, zijn de zorgen niet afgenomen en wordt het patroon niet doorbroken.
De Raad vindt een werkstraf een passende pedagogische straf, omdat de verdachte op deze manier een consequentie zal ervaren en dit draagt bij aan de strafbeleving. Verder vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie een passende straf, want de verdachte heeft een stevige stok achter de deur nodig, waardoor hij zich ervan bewust zal zijn dat hij zich zal moeten inzetten om op het rechte pad te blijven. Momenteel gaat het niet goed met de verdachte. Hij komt zijn afspraken niet na en hij is van school verwijderd. De Raad is van mening dat een strak kader, zoals ITB Plus met behandeling vanuit De Waag nodig is om de verdachte op het rechte pad te houden.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank gaat er gezien de met zijn persoonlijkheid verweven problematiek van de verdachte van uit dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is voor alle bewezen verklaarde feiten.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt bij een diefstal met geweld een taakstraf vanaf 60 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, vermeld. In deze zaak spelen daarbij strafverzwarende omstandigheden: er is fysiek geweld toegepast tegen de medewerker van de supermarkt en de verdachte heeft de straatroof samen met een ander gepleegd en de straatroof heeft op de openbare weg plaatsgevonden.
Het uitgangspunt voor een winkeldiefstal is een taakstraf van 20 uur.
Het uitgangspunt voor openlijke geweld tegen personen is een taakstraf van 40 uur, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Ook hier kan sprake zijn van strafverzwarende omstandigheden, te weten de aard en ernst van het geweld, de plaats van het delict en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de feiten zoals door de verdachte gepleegd zonder meer een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van de feiten, en de recidive, maar aan de andere kant de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de leeftijd van de verdachte. Bovendien heeft de verdachte, zijn jonge leeftijd ten tijde van de feiten in aanmerking genomen, lang in voorarrest gezeten.
De rechtbank acht het van groot belang dat de straf ook bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom wordt de jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd, als waarschuwing en opdat de verdachte zich met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. De rechtbank ziet ook de noodzaak voor het opleggen van het geadviseerd ITB Plus.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering zijn passend en geboden ten behoeve van (het behoud van) de positieve ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank ziet geen noodzaak om contactverboden met de medeverdachten op te leggen.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 140 uren, met aftrek van de voorlopige hechtenis, bij niet voldoen te vervangen door 70 dagen jeugddetentie.