ECLI:NL:RBDHA:2024:10543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
C/09/663856 / JE RK 24-579 en C/09/667764 / JE RK 24-1077
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en benoeming bijzondere curator in zaken van minderjarigen

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen verlengd tot 25 november 2024 en mw. drs. A. van Teijlingen benoemd als bijzondere curator. De rechtbank oordeelde dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigd wordt door de scheiding van de ouders en dat de kinderen klem zitten tussen de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hulpverlening zich heeft gericht op het verbeteren van het ouderschap, maar dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. De kinderen hebben aangegeven dat ze niet meer zo vaak naar de vader willen, wat door de moeder en stiefvader wordt bevestigd. De vader herkent deze ervaringen niet en vermoedt negatieve beïnvloeding door de moeder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een bijzondere curator noodzakelijk is om de stem van de kinderen te vertegenwoordigen en hen te helpen in deze complexe situatie. De bijzondere curator zal de ervaringen van de kinderen in beide thuissituaties onderzoeken en rapporteren aan de rechtbank. De rechtbank heeft de betrokken partijen verzocht om medewerking te verlenen aan de bijzondere curator.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers: C/09/663856 / JE RK 24-579 en C/09/667764 / JE RK 24-1077
Datum uitspraak: 10 juni 2024
Beschikking van de meervoudige kamer
Verlenging ondertoezichtstelling; aanhouding voor het overige
Benoeming bijzondere curator
in de zaken van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, locatie Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over de minderjarigen
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank heeft voor het inwinnen van advies in de procedure betrokken:
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 22 mei 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 25 juni 2024. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (C/09/663856 / JE RK 24-579) is voor het overige aangehouden en voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken die zijn genoemd in de voorgaande beschikking. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de brief met vier producties van de moeder en de stiefvader, ontvangen op 3 juni 2024.
1.3.
Op 10 juni 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, vergezeld door zijn partner [naam 4] (als toehoorder);
  • de moeder;
  • de stiefvader;
  • [naam 5] namens de Raad.
1.4.
Na de zitting heeft de rechtbank het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling strekkende tot benoeming van een bijzondere curator ontvangen en geregistreerd met zaaknummer C/09/667764 / JE RK 24-1077. De rechtbank heeft met goedvinden van partijen na de mondelinge behandeling kennis van het verzoekschrift genomen. Het verzoek was bekend bij partijen en is, met instemming van partijen, ter zitting van 10 juni 2024 besproken.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar de voorgaande beschikking.

3.De verzoeken

3.1.
Het aangehouden verzoek van de gecertificeerde instelling strekt ertoe de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de (resterende) duur van elf maanden en die beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling verzoekt ook om een bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te benoemen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met de verzoeken van de gecertificeerde instelling.
4.2.
De moeder en de stiefvader zijn het eens met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij zijn het oneens met de benoeming van een bijzondere curator.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ernstig bedreigd vanwege de gevolgen van de scheiding tussen de ouders. De rechtbank is ervan overtuigd dat de kinderen nog steeds klem zitten tussen de ouders en de twee huishoudens waarin zij opgroeien. Uit de informatie en verklaringen ter zitting maakt de rechtbank op dat de focus van de hulpverlening in de afgelopen periode is verlegd van het versterken van het gezamenlijk ouderschap naar het verbeteren van het individuele ouderschap. Beide ouders hebben het parallel solo ouderschapstraject individueel en positief doorlopen. Daarnaast hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] baat gehad bij de begeleiding die voor hen is ingezet en zijn de (acute) zorgelijke signalen over hun welzijn afgenomen.
Echter, mede op basis van het gesprek met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , is de rechtbank er niet van overtuigd dat deze geschetste positieve ontwikkelingen ertoe hebben geleid dat de doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald. In het bijzonder waar het gaat om het realiseren van onbelast contact tussen de kinderen met beide ouders, lijken die doelen niet behaald.
5.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen nu de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader. Tijdens het gesprek met de kinderrechter, tevens voorzitter van deze meervoudige kamer, hebben zij aangegeven niet (meer) zo vaak en lang naar de vader toe te willen. De verklaringen en het beeld van de huidige situatie dat de rechtbank van de kinderen heeft gekregen komen niet overeen met de (positieve) ontwikkelingen zoals die zijn geschetst in het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Tijdens de zitting van 10 juni 2024 is deze zorg besproken en door alle betrokkenen in meer of mindere mate bevestigd. Het is de rechtbank opgevallen dat de ervaringen en visie van de betrokkenen daarbij sterk verschillen.
De moeder en de stiefvader bevestigen de verklaringen van de kinderen. Volgens hen geven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dit al een hele tijd aan maar wordt er niets mee gedaan. Zij vinden dat de stem van de kinderen leidend moet zijn.
De vader herkent de ervaringen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet. Hij ervaart zijn contact met de kinderen als positief. Hij vermoedt dat sprake is van negatieve beïnvloeding door de moeder en de stiefvader. Volgens de vader zorgt dat ervoor dat de kinderen het gevoel krijgen dat zij – ten onrechte – een negatief beeld van hem moeten hebben.
Ook de gecertificeerde instelling vindt dit aannemelijk en maakt zich zorgen over zogenaamde secundaire traumatisering.
De gecertificeerde instelling kan onvoldoende bepalen in hoeverre de verhalen of wensen van de kinderen authentiek en gebaseerd op eigen ervaringen zijn, dan wel gevormd worden door de verhalen en inbreng van derden, zoals de moeder en de oudere zussen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die nauwelijks tot geen contact meer hebben met de vader. Daarbij is benadrukt dat de zorgen van de moeder en de stiefvader, vergelijkbaar met wat de kinderen zeggen over (de thuissituatie van) de vader, geen steun vinden in de verslaglegging van de hulpverlening die de afgelopen jaren bij de vader en de kinderen betrokken is geweest. Daaruit komt het beeld naar voren dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich in beide thuissituaties goed kunnen ontwikkelen, hoewel een punt van aandacht blijft dat de stijl van opvoeden en de visie daarop van de ouders erg verschilt.
5.4.
Vooropgesteld moet aan de stem van het kind een groot en passend belang worden gehecht, in overeenstemming met de leeftijd en ontwikkeling. Voor kinderen die opgroeien in complexe scheidingssituaties, zoals [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , kan het echter moeilijk zijn om aan te geven wat zij willen en belangrijk vinden, bijvoorbeeld omdat ze daardoor het gevoel krijgen één van de ouders teleur te stellen. Vanaf het begin van de ondertoezichtstelling wordt door de hulpverlening al benadrukt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] deze loyaliteitsproblemen in sterke mate ervaren.
Enerzijds kan de rechtbank zich daarom niet aan de indruk onttrekken dat de kinderen zodanig klem zitten dat ze het gevoel hebben één kant te moeten kiezen. Anderzijds wil de rechtbank de mening van de kinderen serieus nemen en deze op waarde schatten.
Bij deze stand van zaken neemt de rechtbank in overweging of voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een bijzondere curator moet worden benoemd, om hun stem te verduidelijken en ter zitting te vertegenwoordigen.
Benoeming bijzondere curator
5.5.
Op grond van artikel 1:250 BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
De rechtbank kan dit doen als de belangen van (één van) de met gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Het advies van de Kinderombudsman is om een bijzondere curator te benoemen als een kind in de knel zit. De benoeming kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
5.6.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank ervan overtuigd dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] knel zitten tussen de ouders en dat zij iemand nodig hebben die hen daarbij helpt. Daarbij is van belang dat de gecertificeerde instelling verklaart dat zij die rol op dit moment niet (meer) kan vervullen en geen objectief beeld heeft van de ervaring en mening van de kinderen. De gecertificeerde instelling vermoedt dat het voor de kinderen belastend is om met de jeugdbeschermer(s) te praten, omdat deze betrokken zijn bij de kwesties tussen de ouders. Dat maakt dat de gecertificeerde instelling wordt geraakt in haar verplichtingen ter uitvoering van de ondertoezichtstelling, zoals volgt uit artikel 1:262 BW. Om die reden merkt de rechtbank de gecertificeerde instelling aan als belanghebbende op grond van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en is het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ontvankelijk.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat een bijzondere curator een waardevolle toevoeging is en dienend kan zijn aan het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling.
De rechtbank gaat niet mee met het verweer van de moeder. Volgens de moeder hebben de kinderen geen vertrouwen meer omdat eerdere hulpverleners de zorgen van de kinderen over de vader niet hebben bevestigd of erkend, waardoor er niks is veranderd. De rechtbank houdt de moeder daarbij voor dat zij vindt dat de stem van de kinderen leidend moeten zijn. Het is daarom belangrijk om met behulp van een bijzondere curator te achterhalen wat nu écht de mening van de kinderen is en of zij die willen geven. De rechtbank begrijpt heel goed dat het voor de kinderen moeilijk is om hun gevoel te moeten uitleggen, maar weegt hun recht om een eigen mening te vormen en gehoord te worden zwaarder. De bijzondere curator kan de kinderen daar bij uitstek bij helpen. De bijzondere curator kijkt niet alleen naar wat een kind zegt, maar onderzoekt ook of dit daadwerkelijk is wat het kind wil. Op die manier kan beter gehoor worden gegeven aan de wensen van het kind en hoeft het kind dat niet zelf aan de ouders of anderen duidelijk te maken.
5.8.
De bijzondere curator kan de stem van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in en buiten rechte vertegenwoordigen en daartoe rechtshandelingen verrichten, zo nodig verzoeken doen bij de rechtbank. Het kan zijn dat de bijzonder curator bemiddelt en op die manier een oplossing vindt, in dit geval bijvoorbeeld over de zorgverdeling. In ieder geval brengt de bijzondere curator een rapport uit aan de rechtbank.
5.9.
Ten aanzien van dat rapport vraagt de rechtbank aan de bijzondere curator om:
  • een objectief beeld te schetsen van de ervaringen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de opvoedsituatie bij de vader én bij de moeder;
  • het loyaliteitsconflict nader te duiden en te bezien wat er (binnen het kader van de ondertoezichtstelling) bereikt kan worden om verdere schade in de ontwikkeling van de kinderen te voorkomen;
  • de authentieke mening en wensen van de kinderen ten aanzien van de huidige situatie en de zorgverdeling onder woorden te brengen.
Het staat de bijzondere curator vrij om andere bevindingen onder de aandacht van de rechtbank te brengen, die van belang zijn voor de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling.
5.10.
Mevrouw drs. A. van Teijlingen is bereid gevonden om als bijzondere curator van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te treden en zal hiertoe worden benoemd door de rechtbank. Zij heeft aangegeven dat zij na de zomervakantie, in september, contact zal leggen met de kinderen en de ouders.
5.11.
De bijzondere curator wordt benoemd over beide kinderen. Het is echter mogelijk dat ten aanzien van ieder kind verschillende rechtsbelangen spelen, waarmee de bijzondere curator rekening dient te houden.
5.12.
De bijzondere curator zal met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , beide ouders, eventueel de stiefouders en de jeugdbeschermer(s) gesprekken moeten voeren om een totaalbeeld te krijgen. De rechtbank verzoekt de bijzondere curator om de
leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BWin acht te nemen en verslag te doen van de bevindingen. De rechtbank rekent erop dat de (stief)ouders hun medewerking verlenen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.13.
In verband met de opdracht van de bijzondere curator zal de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van vijf maanden, zodat de zaak tegen die tijd opnieuw ter zitting besproken kan worden met aandacht voor de bevindingen van de bijzondere curator. De rechtbank verzoekt de bijzondere curator dan ook om het verslag uiterlijk één week voor de volgende zitting te sturen naar de rechtbank en de belanghebbenden.
5.14.
Omdat de voorzitter van de meervoudige kamer op 3 mei 2024 uitgebreid met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken hecht zij eraan de kinderen te laten weten wat de beslissing is. Daarom is op 4 juli 2024 onderstaande brief aan de kinderen gestuurd.
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Een paar weken geleden hebben we met elkaar gesproken over hoe het met jullie gaat en wat jullie zouden willen. Jullie hebben mij ook allebei een brief gegeven die ik goed heb gelezen. Het is voor mij duidelijk geworden dat de situatie waarin jullie opgroeien moeilijk is. In deze brief vertel ik wat er na ons gesprek is gebeurd.
Samen met twee andere kinderrechters heb ik besloten dat de jeugdbeschermer de komende maanden nog betrokken blijft. Daarnaast hebben wij (de kinderrechters) nog iemand gevraagd om te helpen. Haar naam is Anneke van Teijlingen en zij is een bijzondere curator. Zij is onpartijdig en onafhankelijk. Zij is er speciaal voor jullie. Met haar kunnen jullie bespreken waar jullie mee zitten en wat jullie (anders) zouden willen. Daarna zal zij daarover een brief aan de rechtbank sturen en komt er een zitting om hier verder over te praten. Net als de vorige keer kunnen jullie, als je dat wilt, kort daarvoor met de kinderrechter spreken en/of een brief schrijven.
Anneke van Teijlingen zal nog preciezer aan jullie uitleggen hoe het verder gaat, maar ik vond het belangrijk om jullie dit alvast te laten weten.
Met vriendelijke groet,
de kinderrechter
5.15.
De rechtbank vraagt de bijzondere curator om twee weken voor de volgende zitting te laten weten of [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] nog een keer met de kinderrechter willen praten. Het is niet verplicht, maar het mag wel. De rechtbank wacht die berichtgeving af voordat zij een uitnodiging naar de kinderen stuurt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 25 november 2024;
6.2.
benoemt mw. drs. A. van Teijlingen als bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
6.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting van de
meervoudige kamer, gelegen
vóór 25 november 2024, waarvoor tegen die tijd zullen worden opgeroepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
  • de vader, [de vader] ;
  • de moeder, [de moeder] ;
  • de stiefvader, [stiefvader] ;
  • de bijzondere curator, [curator] ;
6.5.
vraagt de bijzondere curator om
uiterlijk één weekvoor die zitting een verslag met haar bevindingen en/of advies te sturen naar de rechtbank en de belanghebbenden;
6.6.
vraagt de griffier om een afschrift van deze beschikking en de voorgaande beschikking in deze procedure van 22 mei 2024 te sturen naar de bijzondere curator.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024 door
mr. J.C. van den Dries, mr. O.F. Bouwman en mr. A.M.A. Keulen, kinderrechters,
in aanwezigheid van mr. S.T. Viezee als griffier.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.