ECLI:NL:RBDHA:2024:10542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL24.25286 en AWB24/10274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van asielzoeker na gewelddadig gedrag

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij een asielzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Mexicaanse nationaliteit, in beroep ging tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De asielzoeker had zich op 22 mei 2024 schuldig gemaakt aan gewelddadig gedrag door een waterkoker met gloeiend heet water over zijn kamergenoot te gooien en deze uit te schelden. Het COa besloot hem te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, wat de asielzoeker aanvocht.

De rechtbank oordeelde dat het COa op goede gronden had besloten tot de plaatsing in de HTL, gezien de ernst van het gedrag van de asielzoeker en de impact daarvan. De rechtbank vond de stellingen van de asielzoeker, dat hij het slachtoffer was en dat hij enkel had gehandeld uit zelfverdediging, onvoldoende om te twijfelen aan de verslaglegging van het COa. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat de eerdere negatieve ervaringen van de asielzoeker met het COa relevant waren voor de beslissing.

De rechtbank verklaarde zowel het beroep tegen het plaatsingsbesluit als het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. K.E. Mulder, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB24/10274 en NL24.25286

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2024 in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Mexicaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COa), het COa,

alsmede
de minister van Asiel en Migratie (voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid), de minister,
(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2024 (hierna: het plaatsingsbesluit) heeft het COa besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit van 23 mei 2024 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel) heeft de minister aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het plaatsingsbesluit (AWB 24/10274) en de vrijheidsbeperkende maatregel (NL24.25286) beroep ingesteld.
Het COa heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het COa en de minister hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Het COa heeft bij het plaatsingsbesluit besloten om eiser met ingang van 23 mei 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich op 22 mei 2024 op het AZC te Hoogeveen schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Eiser heeft omstreeks 01:50 uur gloeiend heet water over zijn kamergenoot heen gegoten. Hierna is eiser rond 02:00 uur naar de receptie gelopen. Eiser heeft daar vervolgens zijn kamergenoot meermaals uitgescholden voor “motherfucker”. De kamergenoot van eiser is vervolgens wegens brandwonden naar het ziekenhuis gegaan. Eiser was tijdens het incident onder invloed van alcohol. Eiser zijn zienswijze naar aanleiding van het voornemen om de maatregel op te leggen, heeft het COa geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedraging is volgens het COa wat betreft aard en omvang zodanig ernstig dat dit de plaatsing in de HTL rechtvaardigt.
1.1.
De minister heeft eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 23 mei 2024 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het besluit gevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Volgens de minister vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw. Ter zake wordt verwezen naar het plaatsingsbesluit van het COa van 23 mei 2024 en de incidenten die daarin zijn opgenomen. De minister is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten partijen
2. Eiser stelt dat plaatsing in de HTL onrechtmatig is en dat de bestreden besluiten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiser kan zich niet vinden in de door het COa opgestelde beschrijving van de gebeurtenissen in de nacht van 22 mei 2024. Hiertoe voert eiser aan dat hij ten onrechte als agressor wordt beschouwd en dat hij enkel wordt gestraft omdat hij een slechte reputatie heeft. Eiser stelt dat hij na middernacht aankwam op het AZC en zijn kamer in wilde. Omdat het die avond had geregend wilde eiser zijn kleding uit doen en deed hij hierop het licht aan. In zijn kamer trof hij drie personen aan die bier aan het drinken waren. Nadat eiser het licht in de kamer aandeed werd zijn kamergenoot boos en die heeft hem vervolgens geduwd en geslagen. Eiser stelt dat hij zich heeft verdedigd tegen de aanval van zijn kamergenoot en dat zijn kamergenoot tegen de waterkoker is gevallen, waarbij hij zichzelf heeft verwond. Eiser voert aan dat hij zichtbare verwondingen heeft overgehouden aan het incident. Eiser stelt dat plaatsing in de HTL een te zware bestraffing is nu hij ten onrechte is aangemerkt als agressor.
3. Het COa stelt zich op het standpunt dat de HTL-maatregel op goede gronden is opgelegd. Het COa stelt dat er geen sprake is van contra-indicaties bij eiser. Voorts stelt het COa dat zij in het bestreden besluit gedetailleerd en in de juiste tijdsvolgorde het incident heeft beschreven. Ook stelt het COa een uitgebreid feitenonderzoek te hebben uitgevoerd, waarbij eiser en de medebewoner zijn gehoord. Het COa stelt dat zij de verklaringen van eiser bij het bestreden besluit hebben betrokken. Eiser zou tegenstrijdig hebben verklaard en in het gehoor hebben aangegeven dat hij zich niks herinnert van een incident met een waterkoker. Het COa stelt verder dat de stelling van eiser dat hij enkel aangeschoten was geen steun vindt in de verklaringen van andere medebewoners en het COa personeel. De medewerkers van het COa hebben na het incident ook geen verwondingen in het gezicht van eiser waargenomen. De door eiser overgelegde foto is onduidelijk en eiser heeft niet aangetoond wanneer deze foto is gemaakt, aldus het COa.
3.1.
Het COa stelt zich op het standpunt dat eiser al meermaals negatief in beeld is geweest. Ook heeft eiser al eerder een HTL-maatregel opgelegd gekregen. Eiser heeft de dag na het incident ook gedreigd een COa-medewerker te slaan en heeft op 11 juni 2024 in de HTL een camera kapot gemaakt. Eiser heeft voorts op 17 mei 2024 ook een ROV-maatregel opgelegd gekregen na een incident, welke niet het gewenst effect heeft gehad, aldus het COa.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
4. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. De rechtbank ziet in wat eiser in zijn gronden naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke verslaglegging van het incident. Zoals ook uiteengezet in rechtsoverweging 1 volgt uit de verslaglegging van het COa dat eiser zich, in de nacht van 22 mei 2024, onder invloed van alcohol, fysiek en verbaal heeft misdragen. Eiser heeft gewelddadig gedrag vertoond door een waterkoker met gloeiend heet water over zijn kamergenoot heen te gooien. Eiser heeft vervolgens bij de balie, in het bijzijn van de COa-medewerkers, zijn kamergenoot uitgescholden. De stelling van eiser dat hij het slachtoffer is en dat hij werd geslagen, geduwd en uitgescholden door zijn kamergenoot is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan de verslaglegging door het COa. Te meer nu de verklaring van eiser tegenstrijdig is met de verklaringen van de COa-medewerkers en eiser zijn kamergenoot. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de nu gegeven verklaring van eiser niet overeenkomt met de verklaring die hij eerder zelf heeft afgelegd, te weten dat hij het zich niet precies kan herinneren. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiser niet heeft betwist dat hij onder invloed van alcohol verkeerde. De door eiser overgelegde foto doet aan dit oordeel niet af. De rechtbank overweegt tot slot dat niet is gebleken van vooringenomenheid aan de zijde van het COa. De stelling van eiser dat enkel sprake is van bestraffing vanwege zijn slechte reputatie treft aldus geen doel.
5. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
Oordeel rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
6. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens ongegrond moet worden verklaard.
7. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 9 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.