Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.1386 en NL23.1388, waarin eisers, van Bahreinse nationaliteit, hun asielaanvragen hadden ingediend. De rechtbank beoordeelt de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers stellen dat zij niet naar Marokko kunnen terugkeren, omdat zij vrezen voor vervolging door hun ex-echtgenoot en eergerelateerd geweld. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, stellende dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daar niet beschermd kunnen worden.
De rechtbank heeft de beroepen behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eisers de Marokkaanse nationaliteit bezitten, ondanks hun beweringen dat zij deze hebben verloren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers terecht heeft afgewezen, omdat zij niet hebben aangetoond dat Marokko voor hen geen veilig land is. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over eergerelateerd geweld en de situatie in Marokko verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn.
De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat eisers geen recht hebben op een verblijfsvergunning in Nederland. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht op hoger beroep.