ECLI:NL:RBDHA:2024:10533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.1386 en NL23.1388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Bahreinse nationaliteit met betrekking tot Marokkaanse herkomst en veilig land van herkomst

Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.1386 en NL23.1388, waarin eisers, van Bahreinse nationaliteit, hun asielaanvragen hadden ingediend. De rechtbank beoordeelt de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers stellen dat zij niet naar Marokko kunnen terugkeren, omdat zij vrezen voor vervolging door hun ex-echtgenoot en eergerelateerd geweld. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond, stellende dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daar niet beschermd kunnen worden.

De rechtbank heeft de beroepen behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eisers de Marokkaanse nationaliteit bezitten, ondanks hun beweringen dat zij deze hebben verloren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers terecht heeft afgewezen, omdat zij niet hebben aangetoond dat Marokko voor hen geen veilig land is. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over eergerelateerd geweld en de situatie in Marokko verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat eisers geen recht hebben op een verblijfsvergunning in Nederland. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht op hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.1386 en NL23.1388

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaken tussen

[eiseres 1] , v-nummer [nummer 1] , eiseres 1,

[eiser 1] ,v-nummer [nummer 2] , eiser 1,
mede namens de minderjarige kinderen van eiseres 1:
[eiseres 2] ,v-nummer: [nummer 3] , eiseres 2 en
[eiser 2], v-nummer: [nummer 4] , eiser 2
samen: eisers
(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers stellen van Bahreinse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1981, [geboortedatum 2] 2005, [geboortedatum 3] en [geboortedatum 4] 2020. Zij hebben op 5 februari 2020 en 8 december 2020 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 12 januari 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en daarnaast de rechterlijke dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen vastgesteld op € 500,-.
1.1.
De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om eisers de gelegenheid te geven door hen ingebrachte documenten te laten vertalen.
1.3.
Eisers hebben op 8 en 13 maart 2023 vertalingen van door hen ingebrachte documenten overgelegd.
1.4.
De staatssecretaris heeft op 31 mei 2023 twee verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten overgelegd, met een toelichting daarbij.
1.5.
Eisers hebben op 29 december 2023 op de verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft partijen vervolgens op 22 januari 2024 laten weten dat zij het niet nodig acht om in deze zaak opnieuw een zitting te houden en heeft partijen gelegenheid gegeven om te laten weten als zij toch op een zitting gehoord willen worden.
1.7.
Op 19 februari 2024 hebben eisers een document uit de Bahreinse staatscourant met Nederlandse vertaling daarvan ingebracht.
1.8.
Omdat partijen niet hebben laten weten dat zij (opnieuw) op een zitting gehoord willen worden en de rechtbank een (tweede) zitting niet nodig vindt, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvragen om verblijfsvergunningen asiel. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn
.De staatssecretaris kon de aanvragen om verblijfsvergunningen asiel afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiseres 1 is geboren in Marokko, maar heeft sinds haar huwelijk met haar inmiddels ex-echtgenoot uitsluitend de Bahreinse nationaliteit. Ook haar kinderen hebben uitsluitend de Bahreinse nationaliteit. Dit betekent dat ze niet naar Marokko teruggestuurd kan worden. Verder is eiseres 1 in 2013 gescheiden van haar ex-echtgenoot (hierna: de ex-echtgenoot), de vader van haar twee oudste kinderen, eiser 1 en eiseres 2. De ex-echtgenoot wil eiser 1 naar Jemen sturen om deel te nemen aan de jihad en eiseres 2 uithuwelijken. Eiser 1 heeft zijn paspoort van zijn vader moeten stelen om naar het buitenland te kunnen reizen. Verder heeft de ex-echtgenoot eiseres 1 met de dood bedreigd en vals beschuldigd van seksueel misbruik van haar oudste zoon, [naam] . Eiseres 1 is daarvoor door de politie verhoord. De ex-echtgenoot heeft het Openbaar Ministerie in Bahrein ingeschakeld om vervolging af te dwingen. Eiseres 1 is via Marokko naar Nederland gereisd. In de korte tijd dat zij in Marokko verbleef, heeft haar ex-echtgenoot haar daar gezocht, zo hebben eisers gehoord van de vrouw waar zij op dat moment verbleven.
De bestreden besluiten
5. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers,
2. de problemen met de ex-echtgenoot en vader,
3. vervolging vanwege vermeend kindermisbruik,
4. discriminatie in Bahrein,
5. de zoektocht van de ex-echtgenoot en vader in Marokko.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat geloofwaardig zijn: de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers (element 1), de problemen met de ex-echtgenoot en vader van eisers (element 2) en de discriminatie in Bahrein (element 4). De staatssecretaris acht de vervolging vanwege vermeend kindermisbruik (element 3) en de zoektocht van de ex-echtgenoot in Marokko (element 5) niet geloofwaardig. De staatssecretaris acht geloofwaardig dat eisers de Bahreinse nationaliteit bezitten en dat eiseres bij geboorte de Marokkaanse nationaliteit heeft verkregen. De staatssecretaris acht niet geloofwaardig dat eiseres 1 die ook is verloren en gaat ervan uit dat haar kinderen door haar van rechtswege ook de Marokkaanse nationaliteit hebben. Omdat eisers ook de Marokkaanse nationaliteit bezitten heeft de staatssecretaris beoordeeld of eisers kunnen terugkeren naar Marokko. Marokko is een veilig land van herkomst en eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van hen zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat er, indien er zich problemen voordoen in Marokko, voor hen geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvragen worden afgewezen als kennelijk ongegrond.
Kan de staatssecretaris ervan uitgaan dat eisers (ook) de Marokkaanse nationaliteit bezitten?
6. Eisers betogen dat zij geen van allen de Marokkaanse nationaliteit bezitten. Eiseres heeft door haar huwelijk met de ex-echtgenoot de Bahreinse nationaliteit verkregen en is ontslagen van de Marokkaanse nationaliteit. Omdat eiseres uitsluitend de Bahreinse nationaliteit heeft, hebben haar kinderen dat ook. Ter onderbouwing hebben eisers twee verklaringen van eiseres 1 overgelegd, namelijk een “Verklaring van afstand doen van nationaliteit” en een verklaring met de titel “Vastlegging en verplichting”, waarin, onder meer, staat dat eiseres 1 verklaart dat zij nooit de Marokkaanse nationaliteit heeft aangevraagd voor haar kinderen en dat zij ze niet heeft laten inschrijven in het Marokkaanse burgerlijk boek. Verder hebben eisers twee verklaringen van de gemeente Tétouan (Marokko) overgelegd, waarin staat dat eiser 1 en eiseres 2 niet in de registers van de burgerlijke stand van die gemeente zijn ingeschreven. En eisers wijzen op informatie op de website [website 1] Hieruit volgt dat ze niet de Marokkaanse nationaliteit bezitten.
6.1.
De staatssecretaris kan ervan uitgaan dat eisers de Marokkaanse nationaliteit bezitten. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres 1 in Marokko is geboren met de Marokkaanse nationaliteit. Uit artikel 19 van de Wet op de Marokkaanse nationaliteit (2011) [1] blijkt dat zij de Marokkaanse nationaliteit kan verliezen als daarvoor bij verordening toestemming wordt gegeven. Uit de verklaringen van eiseres 1 is niet duidelijk of zij de Marokkaanse nationaliteit heeft verloren. De staatssecretaris stelt terecht dat eiseres 1 hierover wisselend heeft verklaard. Eiseres heeft verklaard dat zij afstand heeft gedaan van de Marokkaanse nationaliteit, maar ook dat zij twijfelt of ze nog de Marokkaanse nationaliteit heeft. Zij heeft onder meer verklaard dat de ex-echtgenoot dit voor haar heeft geregeld en dat zij een document heeft ondertekend en haar Marokkaanse paspoort moest inleveren. Van eiseres 1 mag, zo stelt de staatssecretaris terecht, gelet op haar leeftijd en scholing ook worden verwacht dat zij de procedure rondom het verlies van haar nationaliteit uitgebreider kan omschrijven. Verder heeft eiseres 1 verklaard dat zij een document moest ondertekenen. Zij heeft echter geen document overgelegd. De staatssecretaris kan haar dat aanrekenen. De verklaring van eiseres 1 (“Verklaring van afstand doen van nationaliteit”; zie onder 6) maakt het oordeel niet anders. De staatssecretaris stelt namelijk terecht dat dat een eigen verklaring is en dat is niet voldoende om afstand te doen van de Marokkaanse nationaliteit.
6.2.
De staatssecretaris kan er ook van uitgaan dat eiser 1 en eiseres 2 de Marokkaanse nationaliteit hebben. Op grond van artikel 6 van de Wet op de Marokkaanse nationaliteit (2011) [2] wordt die nationaliteit door afstamming van één Marokkaanse ouder verkregen. Daarbij is niet van belang welke van de beide ouders de Marokkaanse nationaliteit bezit en ook niet waar het kind wordt geboren. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 april 2021 [3] blijkt verder dat registratie niet noodzakelijk is voor de verkrijging van de Marokkaanse nationaliteit. De verklaring van eiseres 1 (in “Vastlegging en verplichting”; zie onder 6) dat zij voor haar kinderen nooit de Marokkaanse nationaliteit heeft aangevraagd onderbouwt daarom niet de stelling dat eiser 1 en eiseres 2 de Marokkaanse nationaliteit zijn verloren. Verder stelt de staatssecretaris terecht dat de overgelegde documenten van de gemeente Tétouan ook niet het betoog van eisers dat eiser 1 en eiseres 2 de Marokkaanse nationaliteit niet hebben onderbouwen. Het gaat om kopieën, zodat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid, de opmaak en de afgifte van het document dat als basis heeft gediend voor de kopieën, zo verklaart Bureau Documenten in de verklaring van onderzoek van 31 mei 2023. Bovendien, zo stelt de staatssecretaris terecht, al zouden ze echt zijn, blijkt daaruit ook niet dat eiser 1 en eiseres 2 de Marokkaanse nationaliteit niet hebben. Inschrijving in de registers van de burgerlijke stand is voor de verkrijging van de Marokkaanse nationaliteit namelijk ook geen vereiste. De beroepsgrond slaagt niet.
6.3.
Omdat de staatssecretaris ervan uit kan gaan dat eisers de Marokkaanse nationaliteit hebben en de staatssecretaris eisers met zijn terugkeerbesluiten verplicht terug te keren naar Marokko, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de gronden die gaan over de vrees van eisers als zij moeten terugkeren naar Bahrein.
6.4.
De gronden die de rechtbank hierna beoordeelt zien op de vrees van eisers bij terugkeer naar Marokko. Bij die beoordeling geldt als uitgangspunt dat Marokko een veilig land van herkomst is. [4] Daarbij geldt een uitzondering voor (onder meer en voor zover hier van belang) personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging, en die concreet aannemelijk kunnen maken dat de in Marokko bestaande wettelijke waarborgen tegen schendingen van de rechten en vrijheden in hun individuele geval niet worden geboden. Dit betekent dat ten aanzien van vreemdelingen uit Marokko, met uitzondering van vreemdelingen uit Marokko die vallen onder een uitzonderingscategorie, het algemeen rechtsvermoeden geldt dat zij geen internationale bescherming nodig hebben. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat Marokko voor hen geen veilig land is en dat de autoriteiten van Marokko aan eisers geen bescherming kunnen of willen bieden of dat zij tot de hiervoor genoemde uitzonderingscategorie behoren. In dit verband heeft de staatssecretaris ten eerste beoordeeld in hoeverre het asielrelaas van eisers geloofwaardig is. Omdat de staatssecretaris niet geloofwaardig acht dat de ex-echtgenoot eisers in Marokko heeft gezocht en eisers daartegen een beroepsgrond hebben gericht, komt de rechtbank eerst toe aan de geloofwaardigheid van de zoektocht. De rechtbank beoordeelt daarna of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat Marokko voor hen geen veilig land is.
Kan de staatssecretaris de zoektocht van de ex-echtgenoot in Marokko ongeloofwaardig vinden?
7. Eisers betogen dat logisch is dat de ex-echtgenoot in Marokko op zoek gaat naar zijn kinderen, nu de staatssecretaris geloofwaardig acht dat eiseres 1 de voogdij over eiser 1 en eiseres 2 heeft verloren. Eisers betogen verder dat verklaarbaar is dat eiseres 1 pas tegen het einde van het nader gehoor heeft verklaard dat de ex-echtgenoot haar in Marokko heeft gezocht en bij haar buurvrouw is geweest. Zij heeft over meerdere belangrijke onderwerpen verklaard en was bij het einde van het nader gehoor vergeten dat zij nog niet over de komst van de ex-echtgenoot naar Marokko had verklaard. Dat de ex-echtgenoot eiseres in Marokko 5-6 dagen ongemoeid heeft gelaten, kan allerlei redenen hebben. Eisers hebben verder niet tegenstrijdig verklaard over wat zij overdag in Marokko deden. Eiser 1 zou een bezoek aan de buurvrouw al benoemen als naar buiten gaan. Ter onderbouwing van hun betoog hebben eisers een klachtbrief van de ex-echtgenoot gericht aan de rechtbank van eerste aanleg in Tétouan (Marokko) (hierna: de klachtbrief) overgelegd. De staatssecretaris had de inhoud daarvan door een individueel ambtsbericht moeten verifiëren.
7.1.
De staatssecretaris heeft de zoektocht van de ex-echtgenoot in Marokko niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt terecht dat eiseres 1 tijdens het nader gehoor en aanvullend gehoor tegenstrijdig heeft verklaard over wat zij overdag deed toen eisers in Marokko verbleven. Zo heeft eiseres 1 verklaard dat zij en haar kinderen niet naar buiten gingen, ook niet om naar de supermarkt te gaan, omdat zij bang was dat de ex-echtgenoot haar in Marokko zou zoeken. Maar zij heeft ook verklaard dat haar echtgenoot bij haar woning is gezien toen zij met haar kinderen naar de markt was. Tijdens het aanvullend gehoor is de tegenstrijdigheid aan haar voorgelegd en heeft eiseres 1 verklaard dat zij het niet kon maken om alleen de buurvrouw de boodschappen te laten doen omdat zij twee weken bij de buurvrouw was. De staatssecretaris stelt terecht dat die verklaring de tegenstrijdigheid niet wegneemt. De staatssecretaris heeft ook terecht tegenstrijdig geacht dat eiseres 1 heeft verklaard dat zij en haar kinderen niet naar buiten gingen terwijl eiser 1 heeft verklaard dat eiseres 1, eiseres 2 en eiser 1 wel eens buiten kwamen, totdat ze erachter kwamen dat hun vader (de ex-echtgenoot) in Marokko was. De staatssecretaris mag eisers verder tegenwerpen dat het opvallend is dat eiseres 1 niet eerder tijdens het nader gehoor heeft aangegeven dat de ex-echtgenoot naar het huis van haar buurvrouw is geweest. Eisers vrezen voor de ex-echtgenoot, zodat de (gestelde) zoektocht van hem naar hen in Marokko een belangrijk onderdeel van het relaas is. Uit de verklaringen van eisers blijkt verder dat zij nog tenminste vijf of zes dagen in Marokko hebben verbleven nadat de ex-echtgenoot het huis had bezocht. De staatssecretaris heeft daarover niet ten onrechte gesteld dat niet valt in te zien dat de ex-echtgenoot naar het huis zal afreizen om vervolgens geen enkele poging te ondernemen om eisers op te halen.
7.2.
De klachtbrief maakt het oordeel niet anders. Volgens de verklaring van Bureau Documenten van 23 mei 2023 is de ingebrachte klachtbrief niet origineel en kan daarom geen uitspraak worden gedaan over de echtheid en de opmaak en afgifte van het document dat als basis heeft gediend voor deze kopie. Daarmee, zo stelt de staatssecretaris terecht, maakt de klachtbrief niet (alsnog) aannemelijk dat de ex-echtgenoot naar eiseres 1 op zoek is geweest in Marokko. Daarnaast stelt de staatssecretaris terecht dat, ook al zou de ex-echtgenoot een klacht tegen eiseres 1 hebben ingediend in Marokko, dit nog niet maakt dat zij daarom een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM (zie ook hierna onder 8). Zoals onder 6.4 overwogen is Marokko een veilig land van herkomst, zodat van eiseres mag worden verwacht dat zij zich bij (eventuele) problemen tot de Marokkaanse autoriteiten wendt. Dit brengt mee dat eisers betoog dat de staatssecretaris de inhoud van de klachtbrief bijvoorbeeld door een individueel ambtsbericht had moeten verifiëren ook alleen al daarom niet slaagt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is Marokko een veilig land van herkomst voor eiseres 1?
8. Eisers betogen dat Marokko geen veilig land van herkomst is voor eiseres 1. Eiseres 1 kan niet naar Marokko terugkeren, omdat haar familie zal vinden dat de eer van de familie is aangetast. Eiseres 1 heeft namelijk in Nederland een buitenechtelijk kind (eiser 2) gekregen. Zij dreigt daarom slachtoffer van eergerelateerd geweld te worden. Het is in Marokko ook strafbaar om een buitenechtelijk kind te hebben. Eisers verwijzen naar artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht. Eiseres 1 vreest in Marokko disproportioneel te worden bestraft. Een detentie in Marokko zal, vanwege de slechte situatie in de gevangenissen in Marokko, bovendien neerkomen op een schending van artikel 3 van het EVRM. Ter onderbouwing verwijzen eisers naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 19 juli 2021 [5] en van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 2 maart 2021 [6] . Eisers verwijzen verder naar het artikel ‘Deelneming van eergerelateerd geweld’ [7] , de site van de politie over eergerelateerd geweld [8] en het artikel ‘Marteling in Marokkaanse cel zeer frequent’ [9] . Daarnaast is Marokko geen veilig land voor eisers omdat eiseres 1 wordt gezocht vanwege ontvoering van haar kinderen, omdat zij de kinderen aan het ouderlijk gezag van de ex-echtgenoot heeft onttrokken. Verder is van belang dat de ex-echtgenoot naar Marokko is gekomen om eisers te zoeken. Ook is van belang dat Marokko en Bahrein elkaars rechterlijke uitspraken erkennen en in sommige gevallen meewerken aan verzoeken tot uitlevering. In Bahrein is een uitspraak gedaan die in Marokko wordt erkend. Uit algemene informatie blijkt verder dat vrouwen en mannen in Marokko niet gelijkwaardig worden behandeld.
8.1.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake van een reële vrees voor eergerelateerd geweld in Marokko. Eisers hebben hun vrees niet verder toegelicht en uitsluitend onderbouwd met de verwijzing naar een onderzoek over ‘deelneming’ volgens het Nederlandse strafrecht in de context van eergerelateerd geweld en (beknopte) informatie van de politie over wat eergerelateerd geweld is (zie onder 8).
8.2.
De staatssecretaris stelt zich verder terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat eiseres 1 of eiser 2 bij terugkeer naar Marokko te vrezen heeft voor vervolging omdat eiser 2 buitenechtelijk is geboren. Zoals de staatssecretaris terecht opmerkt heeft eiseres 1 tijdens de gehoren niet verklaard dat zij vanwege haar buitenechtelijke zoon niet naar Marokko kan terugkeren. De staatssecretaris heeft erop gewezen dat het in Marokko mogelijk is een buitenechtelijk kind te registreren. Ook is niet gebleken dat eiseres 1 daadwerkelijk met strafrechtelijke vervolging te maken krijgt. Dit betekent dat de onder 6.4 genoemde uitzondering voor personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging niet van toepassing is. En zou eiseres 1 toch vervolgd worden, dan kan zij zich op grond van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht verdedigen. Eiseres 1 heeft niet concreet aannemelijk gemaakt dat de wettelijke waarborgen die het Marokkaanse systeem van rechtsmiddelen biedt tegen schendingen van de rechten en vrijheden in haar individuele geval niet worden geboden. De staatssecretaris stelt verder terecht dat de verwijzing door eisers naar het artikel ‘Marteling in Marokkaanse cel zeer frequent’ niet aannemelijk maakt dat eiseres 1 bij terugkeer naar Marokko, áls zij al zou worden vervolgd, door de strafvervolging een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling.
8.3.
De verwijzing naar de uitspraken van zittingsplaatsen Amsterdam en Den Bosch (zie onder 8) maken het voorgaande niet anders. Daarbij is van belang dat de staatssecretaris bij de laatste herbeoordeling van Marokko als veilig land van herkomst (zie onder 6.4), die dateert van ná deze uitspraken, heeft verduidelijkt dat de uitzondering voor personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging oorspronkelijk in het beleid was opgenomen, omdat het systeem van rechtsmiddelen in Marokko wettelijke waarborgen biedt tegen schendingen van de rechten en vrijheden, maar deze niet altijd ten volle worden nageleefd. De minister licht toe dat het niet gaat om
iedere persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd of daarvan wordt verdacht, maar om
personen die met strafvervolging te maken krijgen en die concreet aannemelijk kunnen maken dat voornoemde waarborgen in hun individuele geval niet worden geboden.
8.4.
De staatssecretaris stelt zich ook terecht op het standpunt dat uit de geloofwaardig geachte problemen met de ex-echtgenoot en discriminatie in Bahrein (zie onder 5.1) niet blijkt dat eisers in Marokko persoonlijke problemen hebben. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat de ex-echtgenoot invloed heeft in Marokko. Eisers baseren die invloed op vriendschappen van de ex-echtgenoot met personen in Marokko, onder wie een Bahreinse ambassadeur. De staatssecretaris stelt terecht dat die gestelde vriendschappen te vaag en summier zijn beschreven en niet zijn onderbouwd.
8.5.
De staatssecretaris stelt zich tot slot terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat eiseres 1 zich niet voor bescherming tot de Marokkaanse autoriteiten kan wenden als de ex-echtgenoot haar toch in Marokko vindt en bezoekt. Ook is op dit moment nog te onzeker of eiseres 1 na terugkeer naar Marokko vanwege de ontvoering door haar van de kinderen en de onttrekking aan het ouderlijk gezag aan de Bahreinse autoriteiten zal worden overgedragen. Als het tot een aanklacht, vervolging of uitlevering komt, kan eiseres 1 zich daartegen met hulp van een advocaat verdedigen. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de staatssecretaris de zaak van eisers aan het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC) moeten voorleggen?
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in dat wat eisers naar voren hebben gebracht geen aanleiding heeft hoeven zien om de zaak van eisers aan het LEC voor te leggen, nu de staatssecretaris, gelet op het voorgaande (zie onder 8.1), terecht stelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een reële vrees voor eergerelateerd geweld c.q. huiselijk geweld in Nederland dan wel in Marokko.
Had de staatssecretaris aan eisers een verblijfsvergunning regulier moeten verlenen?
10. Eisers betogen dat de staatssecretaris aan eiser 2 een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij zijn vader moet verlenen. Eiser 2 en zijn vader hebben regelmatig omgang met elkaar en de relatie tussen eiseres 1 en de vader van eiser 2 is hersteld. Er is sprake van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiseres 1 en eiser 2 en de vader van eiser 2. Aan hen moet daarom verblijf in Nederland worden toegestaan. Omdat tussen eiseres 1 en de beide andere kinderen (eiser 1 en eiseres 2) sprake is van gezinsleven, moet ook aan hen op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf in Nederland worden toegestaan.
10.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van gezinsleven tussen eiser 2 en zijn (biologische) vader. De staatssecretaris stelt zich echter terecht op het standpunt dat het niet verlenen van een verblijfsvergunning aan eiser 2 een schending van artikel 8 van het EVRM zou meebrengen. Er is namelijk niet gebleken dat de vader van eiser 2 daadwerkelijk bijdraagt aan de opvoeding en dagelijkse verzorging van eiser 2. De vader van eiser 2 heeft ook de Marokkaanse nationaliteit, zodat door bezoek van hem aan Marokko invulling kan worden gegeven aan het gezinsleven.
10.2.
De staatssecretaris stelt verder terecht dat niet aannemelijk is geworden dat tussen eiseres 1 en de vader van eiser 2 sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie die maakt dat aan eiseres 1 op grond van artikel 8 van het EVRM verblijf in Nederland moet worden toegestaan. Daarbij is van belang dat eisers in de laatst ingediende aanvullende gronden van 29 december 2023 nog betogen dat eiseres 1 en de vader van eiser 1 uit elkaar zijn en dat zij van hem geen hulp heeft te verwachten. Nu aan eiseres 1 geen verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM hoeft te worden toegestaan, is dat geen reden om (ook) aan haar kinderen verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM toe te staan. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris terecht geen uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)?
11. Eisers betogen dat aan eiseres 2 en eiser 1 uitstel van vertrek moet worden verleend. Zij zijn onder behandeling en die behandeling moet worden afgemaakt. Ter onderbouwing verwijzen eisers naar de medische stukken die bij de zienswijze zijn overgelegd.
11.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Artikel 64 van de Vw 2000 bepaalt dat uitzetting achterwege blijft zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen. De staatssecretaris stelt terecht dat uit de door eisers bij de zienswijze overgelegde medische stukken niet blijkt dat sprake is van een medische noodsituatie waarvoor in Marokko geen behandelingsmogelijkheden zijn en dat hieruit ook niet blijkt dat eiseres 2 en eiser 1 niet in staat zijn om te reizen.

Conclusie en gevolgen

12. De staatssecretaris mocht de aanvragen van eisers afwijzen. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgt geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.[website 2]
2.[website 2]
4.Zie het besluit van de staatssecretaris van 16 februari 2016 waarmee hij Marokko heeft aangemerkt als veilig land van herkomst, Staatscourant 2016, 8083. En ook de laatste herbeoordeling van 8 juni 2023, Kamerstukken II 2022-2023, 19637, nr. 3119 van 8 juni 2023.
7.[website 3]
8.[website 4]
9.[website 5]