ECLI:NL:RBDHA:2024:10490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
NL24.10552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres op 17 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 23 februari 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 11 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 28 mei 2024 alsnog een besluit genomen, waarbij de aanvraag is afgewezen. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om op dit besluit te reageren, maar zij heeft niet gereageerd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is gestart op 14 november 2022 en verstreek op 14 februari 2024. Aangezien de minister op 28 mei 2024 alsnog een besluit heeft genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom niet-ontvankelijk.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres op 4 juni 2024 afzonderlijk beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2024. Eiseres heeft geen procesbelang meer bij het onderhavige beroep, waardoor ook dit beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de minister wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10552

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en
de minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), de minister
(gemachtigde: D. Benschop).

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 februari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 23 februari 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag.
Op 11 maart 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Op 28 mei 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. De minister heeft de aanvraag afgewezen.
De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Eiseres heeft niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. De beslistermijn na een Dublin-claim vangt op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw aan op de datum dat wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Eiseres heeft op 17 februari 2024 asiel aangevraagd. Bij besluit van 30 augustus 2022 heeft de minister de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiseres. Op 14 november 2022 heeft de minister eiseres laten weten dat Nederland haar asielverzoek zal behandelen. De minister heeft de beslistermijn in de nationale procedure verlengd met negen maanden. De rechtbank stelt vast dat Nederland op 14 november 2022 verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag van eiseres. De beslistermijn is daarmee gestart op 14 november 2022 en verstreek op 14 februari 2024. De rechtbank stelt vast dat eiseres de minister vervolgens rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
6. Op 28 mei 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag van eiseres. Gelet hierop is er voor de rechtbank geen aanleiding om conform artikel 8:55d, van de Awb te bepalen dat de minister alsnog een besluit op het verzoek dient te nemen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk.
7. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. Dit volgt uit artikel 6:20, derde lid van de Awb. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 4 juni 2024 afzonderlijk beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2024 (zaaknummer NL24.23169). De rechtbank heeft eiseres daarom op 19 juni 2024 verzocht om uiterlijk op 3 juli 2024 te laten weten of zij het onderhavige beroep met zaaknummer NL24.10552 wil intrekken. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. Nu eiseres reeds afzonderlijk beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 28 mei 2024, heeft zij geen procesbelang meer bij het onderhavige beroep. Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 28 mei 2024, is daarom eveneens niet-ontvankelijk.
8. De rechtbank ziet wel aanleiding om de minister te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 28 mei 2024, niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.