ECLI:NL:RBDHA:2024:10476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
SGR 23/4044 en SGR 24/2030
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot handhavend optreden tegen afsluiting van een weg en ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de afwijzing van zijn verzoek tot handhavend optreden tegen de afsluiting van de [straatnaam] beoordeeld. Eiser, woonachtig aan het [adres] in [plaatsnaam], had op 23 september 2022 verzocht om handhavend op te treden tegen de afsluiting van de weg. De gemeente Den Haag heeft eiser echter laten weten dat hij geen belanghebbende is, wat leidde tot een bezwaar en uiteindelijk een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen persoonlijk, rechtstreeks betrokken belang heeft bij de afsluiting van de weg, aangezien hij meer dan 200 meter van de afsluiting woont. De rechtbank oordeelt dat het belang van eiser niet voldoende verschilt van dat van andere burgers, waardoor hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat zijn verzoek om handhaving niet als een aanvraag kan worden beschouwd, en de beslissing daarop dus geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/4044 en 24/2030

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit en de afwijzing van zijn verzoek tot handhavend optreden tegen de afsluiting van de [straatnaam] .
1.1.
Eiser woont aan het [adres] in [plaatsnaam] . Bij brief van 23 september 2022 heeft hij verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de afsluiting van de [straatnaam] .
1.2.
Bij brief van 1 november 2022 heeft verweerder eiser laten weten dat hij geen belanghebbende is. Bij brief van 8 november 2022 heeft verweerder eiser laten weten dat zijn handhavingsverzoek niet in behandeling wordt genomen. Op 25 november 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld en bezwaar gemaakt tegen de brieven van 1 en 8 november 2022 voor zover deze als besluit moeten worden aangemerkt. Eiser heeft verweerder op 2 maart 2023 nogmaals in gebreke gesteld voor het niet nemen van een beslissing op bezwaar. Op 9 juni 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn handhavingsverzoek en zijn bezwaar (SGR 23/4044).
1.3.
De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen om het inmiddels genomen besluit op zijn bezwaar over te leggen. Eiser heeft vervolgens twee besluiten overgelegd: een op 9 oktober 2023 alsnog genomen besluit op zijn handhavingsverzoek (het primaire besluit) en een op 26 januari 2024 genomen beslissing op zijn bezwaar (het bestreden besluit). Verweerder heeft het handhavingsverzoek van eiser in het primaire besluit afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.5.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (SGR 24/2030).
1.6.
De rechtbank heeft de zaken gevoegd. Nadat geen van de partijen desgevraagd hebben verklaard gebruik te willen maken van hun recht op een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bij het primaire besluit heeft verweerder alsnog op het verzoek om handhaving van eiser beslist. Bij het bestreden besluit heeft verweerder alsnog beslist op het bezwaar van eiser. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit.
3. Nu verweerder reeds een besluit heeft genomen op het handhavingsverzoek en het bezwaar van eiser, heeft hij geen belang meer bij zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van deze besluiten. Dit beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4. Het beroep van eiser tegen het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft het bezwaar van eiser in het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij volgens verweerder geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Zijn verzoek om handhaving is daarom niet aan te merken als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De beslissing op het handhavingsverzoek is daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat het bezwaar van eiser daartegen niet-ontvankelijk is, aldus verweerder.
Had verweerder eiser aan moeten merken als belanghebbende bij het handhavingsverzoek?
6. Eiser stelt dat hij wel belanghebbende is, omdat hij in de beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de vaststelling van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” (ECLI:NL:RVS:2022:1546) als belanghebbende is aangemerkt.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen belanghebbende is bij zijn handhavingsverzoek.
6.2.
Om van belanghebbendheid te kunnen spreken, moet sprake zijn van een objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks én actueel belang bij het besluit waarmee de betrokkene zich onderscheidt van anderen. Uitgangspunt daarbij is dat de betrokkene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteit die het besluit toestaat, daar in beginsel belanghebbende bij is. Daarbij geldt als correctie dat die gevolgen wel van enige betekenis moeten zijn.
6.3.
In het geval van eiser is onvoldoende gebleken van een persoonlijk, rechtstreeks betrokken belang. Eiser woont op meer dan 200 meter van het begin van de [straatnaam] . Gelet op deze afstand en de beperkte planologische uitstraling en feitelijke gevolgen van de tijdelijke afsluiting van deze weg, valt niet in te zien dat eiser hiervan gevolgen van enige betekenis heeft ondervonden. Het belang van eiser bij het al dan niet afsluiten van de weg onderscheidt zich naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende van het belang van andere burgers.
6.4.
Dat eiser in de beroepsprocedure over de vaststelling van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” door de Afdeling wel als belanghebbende is aangemerkt, maakt dit niet anders. Dat bestemmingsplan maakte de bouw van ongeveer 540 woningen en ongeveer 5.400 m2 bruto vloeroppervlakte aan bedrijvigheid en ruimte voor onderwijsfuncties en zorg mogelijk. De planologische uitstraling en feitelijke gevolgen van een dergelijke ontwikkeling zijn wezenlijk anders dan die van een tijdelijke afsluiting van een weg.
6.5.
Dat eiser geen belanghebbende is bij zijn handhavingsverzoek, heeft tot gevolg dat zijn verzoek geen aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Omdat het verzoek van eiser geen aanvraag is, is de beslissing op zijn verzoek geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 8:1 van de Awb kan uitsluitend tegen een besluit bezwaar worden gemaakt. Omdat het bezwaar niet is gericht tegen een besluit, heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is.
6.6.
Het betoog van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk.
8. Het beroep van eiser tegen het bestreden besluit is ongegrond.
9. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nietontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Klein, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.