ECLI:NL:RBDHA:2024:1046
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van een verzetsuitspraak inzake niet-ontvankelijkheid door niet tijdige betaling van griffierecht
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere verzetsuitspraak. De verzoeker had in maart 2023 verzocht om herziening van de uitspraak van 17 maart 2023, waarin zijn beroep als kennelijk niet ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft het verzoek om herziening behandeld op 20 december 2023, waarbij de verzoeker aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De rechtbank benadrukt dat er strenge eisen gelden voor het verkrijgen van vrijstelling van het griffierecht, waaronder het tijdig indienen van een beroep op betalingsonmacht.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek om herziening ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Verzoeker heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van het afschrift.