ECLI:NL:RBDHA:2024:1046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
23/2234
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een verzetsuitspraak inzake niet-ontvankelijkheid door niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere verzetsuitspraak. De verzoeker had in maart 2023 verzocht om herziening van de uitspraak van 17 maart 2023, waarin zijn beroep als kennelijk niet ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft het verzoek om herziening behandeld op 20 december 2023, waarbij de verzoeker aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De rechtbank benadrukt dat er strenge eisen gelden voor het verkrijgen van vrijstelling van het griffierecht, waaronder het tijdig indienen van een beroep op betalingsonmacht.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek om herziening ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Verzoeker heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2234
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2024 op het verzoek om herziening van

[verzoeker], verzoeker

Procesverloop

1. Verzoeker heeft bij brief van 21 maart 2023 gevraagd om herziening van de uitspraak op verzet van deze rechtbank van 17 maart 2023 (SGR 22/7902) op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In die uitspraak heeft deze rechtbank het verzet tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep wegens niet tijdig betaling van het griffierecht ongegrond verklaard omdat verzoeker niet binnen de gestelde betalingstermijn een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan.
2. De rechtbank heeft het verzoek om herziening op 20 december 2023 op zitting behandeld. Verzoeker heeft hieraan deelgenomen.

Overwegingen

3. Op grond van artikel 8:119 van de Awb kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
4. Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. De herzieningsprocedure biedt de mogelijkheid om een uitspraak, ondanks dat deze onherroepelijk is, te herzien uitsluitend indien – kort weergegeven – voor die uitspraak doorslaggevende feiten in de procedure die tot die uitspraak leidde niet konden worden aangevoerd. Het bijzondere rechtsmiddel dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist, naar aanleiding van die uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.
5. Verzoeker stelt in de kern dat hij in eerdere procedures bij hogere rechtsinstanties al vrijstelling heeft gekregen van het betalen van het griffierecht en dit daarom ook in deze procedure zou moeten gelden. Het verzet is daarom ten onrechte ongegrond verklaard.
6. De rechtbank is van oordeel dat verzoeker met hetgeen hij heeft aangevoerd niet heeft voldaan aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119 van de Awb. Verzoeker heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die pas na de uitspraak op het verzet bekend zijn geworden en die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. De rechtbank overweegt in dat kader dat er strenge eisen gelden voor het verkrijgen van een vrijstelling van het betalen van griffierecht. Een van die eisen is dat er binnen de gestelde betalingstermijn een beroep op betalingsonmacht moet zijn ontvangen. Dit geldt voor elke individuele beroepszaak die bij de bestuursrechter aanhangig wordt gemaakt. Dat eiser in eerdere procedures al een geslaagd beroep op betalingsonmacht zou hebben gedaan, doet dan ook niet ter zake.
7. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.