ECLI:NL:RBDHA:2024:10452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielaanvraag na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker op 28 maart 2024 beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 25 april 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker vraagt nu om een veroordeling van de Staatssecretaris in de proceskosten. De Staatssecretaris heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling tot een bedrag van € 437,50.
De rechtbank heeft besloten partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank verwijst naar de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarin is geregeld dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank de verweerder kan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen. Daarom heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met inachtneming van de wegingsfactor die door de rechtbank Den Haag wordt gehanteerd. Daarnaast moet de Staatssecretaris ook het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.C. Kampschuur, en is op 1 juli 2024 openbaar gemaakt.