ECLI:NL:RBDHA:2024:10444
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na inwilliging asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.G.F.M. Coenders, en de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een beroep van de eiser omdat de verweerder niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van de eiser. Op 3 mei 2024 heeft de verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van de eiser. Hierop heeft de eiser het beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de verweerder is tegemoetgekomen aan het beroep van de eiser door de aanvraag alsnog in te willigen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Uiteindelijk is de verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan de eiser.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.