ECLI:NL:RBDHA:2024:10444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
NL24.19032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na inwilliging asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.G.F.M. Coenders, en de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een beroep van de eiser omdat de verweerder niet tijdig had beslist op de asielaanvraag van de eiser. Op 3 mei 2024 heeft de verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van de eiser. Hierop heeft de eiser het beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de verweerder is tegemoetgekomen aan het beroep van de eiser door de aanvraag alsnog in te willigen. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld en hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Uiteindelijk is de verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan de eiser.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier L.M. Kalkman en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.19032
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. Y.G.F.M. Coenders),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van verzoeker, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van verzoeker.
Op 3 mei 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een verzoek in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat deze zaak van licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een verzoek tot proceskostenveroordeling, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang beperkt is en de aard van de zaak eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak één categorie lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.