ECLI:NL:RBDHA:2024:10419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
09/339681-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting door gebrek aan bewijs, veroordeling voor brandstichting in vereniging

Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting op 10 oktober 2023 en 11 november 2023 te Reeuwijk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de brandstichting op 11 november 2023, omdat er onvoldoende wettig bewijs was dat hij de brand had gesticht. De verdachte was op dat moment gedetineerd en had eerder op 10 oktober 2023 samen met een ander brand gesticht bij de voordeur van de woning van de aangever. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de bewoners. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht door open vuur in aanraking te brengen met motorbenzine, wat resulteerde in een veroordeling tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank overwoog dat de brandstichting een zeer gevaarlijke situatie had gecreëerd, waarbij niet alleen materiële schade was ontstaan, maar ook levensgevaar voor de bewoners en omwonenden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/339681-23
Datum uitspraak: 5 juli 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 juni 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.F.R. de Vrught en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. N.M.H.M. den Dekker naar voren is gebracht.
[benadeelde partij] , vertegenwoordigd door mr. V.C.D. Klaassen, advocaat, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en schadevergoeding gevorderd.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (motor)benzine, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning gelegen aan [adres 2] en/of één of meer omliggende woningen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van het pand [adres 2] en/of één of meer buren en/of omwonenden te duchten was
2
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (een fles gevuld
met) vluchtig ontbrandbare vloeistof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten één of meer voertuigen te duchten was

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
Op 10 oktober 2023 heeft brand gewoed bij de voordeur van een woning gelegen te Reeuwijk op de [adres 2] . Op camerabeelden van de woning is zichtbaar dat een persoon de brand heeft aangestoken. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de genoemde brandstichting (feit 1). Tevens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting op 11 november 2023 in Reeuwijk (feit 2), waarbij een voertuig in brand is gestoken.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 tenlastegelegde, de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het gevaar voor lichamelijk letsel of levensgevaar. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.4
Vrijspraak feit 2
De rechtbank overweegt dat het dossier aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van de verdachte en een medeverdachte bij het in brand steken van een voertuig op 11 november 2023 in Reeuwijk. In het oog springt zijn aanwezigheid vlakbij de plaats van het delict. De telefoon van de verdachte heeft kort voor de brand aangestraald op een basisstation op zes minuten afstand hiervan. Tevens heeft getuige [getuige] verklaard dat hij twee personen heeft zien rennen naar een geparkeerd voertuig, waarna hij een brandende bestelbus waarnam. Op drie sigaretten op de parkeerplaats waar de personen heen renden volgens deze getuige, zijn DNA-profielen aangetroffen welke afkomstig kunnen zijn van de verdachte en een onbekende man. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij inderdaad nabij de plaats delict aanwezig is geweest. Hij was samen met twee anderen. Verdachte is volgens zijn eigen verklaring voor het stichten van de brand vertrokken. De rechtbank kan evenwel, bij gebrek aan bewijs, niet vaststellen dat het ook daadwerkelijk
de verdachteis geweest die de brand heeft gesticht, zoals aan hem ten laste is gelegd. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
3.5
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage A opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.6
Bewijsoverwegingen
3.6.1
Het incident
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 10 oktober 2023 opzettelijk brand is gesticht bij de voordeur van de woning aan de [adres 2] te Reeuwijk. Uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder de camerabeelden – volgt dat een persoon de inhoud van een jerrycan rondom de voordeur van de woning strooit en deze vervolgens aansteekt. Hierna zijn vlammen te zien. Twee personen rennen vervolgens weg uit beeld.
3.6.2
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt. De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij is vereist dat de bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij via sociale media is benaderd om iemand af te schrikken. Hiervoor zou hij € 1.000 krijgen. Hij heeft een jerrycan gevuld met benzine uit de scooter van zijn moeder. Deze jerrycan heeft hij meegenomen naar de woning. Vervolgens is hij tot inkeer gekomen, heeft de jerrycan aan een van de andere personen gegeven en is naar huis gegaan. De andere personen zouden de brand moeten hebben gesticht, aldus nog steeds de verdachte. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken aangezien diens rol onvoldoende is om als medepleger te worden aangemerkt en er sprake was van vrijwillige terugtred. Hij heeft volgens de raadsvrouw dus geen rol gehad in de daadwerkelijke brandstichting.
De rechtbank stelt voorop dat het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Ten overvloede overweegt de rechtbank daarover nog het volgende. Gelet op de bevindingen van de politie met betrekking tot de camerabeelden, de ter zitting daaruit voorgehouden ‘still’ van de persoon die de brand aansteekt en de waarneming door de rechtbank van de verdachte zelf, staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de persoon is geweest die de brand heeft aanstoken. De verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd die van voldoende gewicht is geweest om te concluderen dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en dus van medeplegen. Aan het oordeel dat sprake is geweest van medeplegen draagt bij dat een DNA-profiel op de jerrycan is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van de verdachte en twee onbekende personen en dat op de beelden een tweede persoon bij de brandstichting zichtbaar is die samen met de verdachte wegrent.
3.6.3
Gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of van de brand gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank dient daarvoor te beoordelen of dat gevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Dat de brandstichting gemeen gevaar voor goederen in het leven heeft geroepen, staat vast en wordt niet betwist.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet vast is komen te staan dat gemeen gevaar te duchten viel voor lichamelijk letsel of levensgevaar, omdat de verdachte en medeverdachten lang voor de woning hebben gestaan en gewacht hebben totdat zij wisten dat er niemand thuis was.
De rechtbank acht bewezen dat er wel degelijk levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Allereerst is de stelling dat is gewacht met de brandstichting totdat de bewoners weg waren, op geen enkele wijze onderbouwd. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat de brand werd gesticht om 22.19 uur met behulp van motorbenzine. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat de bewoners van de woning dan wel buren of bewoners van omliggende woningen thuis zijn. Gelet op voorgaande was het naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en de bewoners van de omliggende woningen zou ontstaan.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde brandstichting in vereniging.
3.7
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 10 oktober 2023 te Reeuwijk, gemeente Bodegraven-Reeuwijk, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (motor)benzine, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning gelegen aan [adres 2] , en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van het pand [adres 2] en één of meer buren en omwonenden te duchten was

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drieënhalf jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, niet opgelegd dienen te worden. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het reclasseringsadvies gecombineerd is opgesteld en niet enkel ziet op onderhavige strafzaak, maar ook op de strafzaak, met parketnummer 96/104984-24. De geadviseerde bijzondere voorwaarden lijken voornamelijk betrekking te hebben op laatstgenoemde strafzaak.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van anderhalf jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De verdediging heeft bepleit dat bij het opmaken van het gecombineerde reclasseringsadvies onderhavige strafzaak voldoende in ogenschouw is genomen. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de omstandigheden dat de verdachte geen relevant strafblad heeft, reeds in voorarrest heeft gezeten en bereid is om zijn medewerking te verlenen aan de gestelde voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting bij de voordeur van een woning. Naast het feit dat de brand de eigenaar veel overlast en hinder heeft bezorgd is het feit ook intimiderend. Ook voor de samenleving is de brandstichting verontrustend. Door aldus te handelen heeft de verdachte een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan, waarbij niet alleen de betreffende woning brandschade heeft geleden, maar ook personen in (levens)gevaar hadden kunnen worden gebracht. De gevaarzetting was groot nu de brand is gesticht op een tijdstip waarop het aannemelijk is dat de bewoners van de woning en omliggende woningen sliepen. Dat de gevolgen van de brand beperkt zijn gebleven tot materiële schade, is niet aan de verdachte te danken. Dit komt door de gelukkige omstandigheid dat de zoon van de bewoner de brandstichting op de camerabeelden van de ringdeurbel zag en meteen de brandweer heeft gealarmeerd. Aan de ernst van het feit draagt verder bij dat de verdachte geen financiële problematiek lijkt te hebben, maar toch een strafbaar feit heeft gepleegd voor eigen financieel gewin.
Het strafblad
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 mei 2024 betreffende de verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, zij het niet voor een soortgelijk feit. De rechtbank zal dit dan ook niet als strafverzwarende omstandigheid meewegen.
Persoon van de verdachte
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het (gecombineerde) reclasseringsadvies over de verdachte d.d. 22 mei 2024, waaruit volgt dat gezien de proceshouding van de verdachte met betrekking tot onderhavige strafzaak er geen verbanden kunnen worden gelegd met factoren die mogelijk delictgerelateerd waren ten tijde van het ten laste gelegde feit. De reclassering schat in dat er sprake is van een matig recidiverisico en adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank ziet aanleiding om van het door de reclassering gegeven advies van 22 mei 2024 – een strafoplegging met bijzondere voorwaarden – af te wijken. De rechtbank overweegt dat het reclasseringsadvies niet enkel betrekking heeft op onderhavige strafzaak, maar ook op de strafzaak met parketnummer 96/104984-24. Nu het reclasseringsadvies zich overwegend toespitst op het onder invloed van alcohol zijn ten tijde van het strafbare feit in de zaak met parketnummer 96/104984-24, en niet bewezen is dat in onderhavig strafzaak alcohol een rol heeft gespeeld, zal de rechtbank aan het advies van de reclassering voorbij gaan.
Motivering van de straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten – waarbij er sprake is van levensgevaar – worden opgelegd. Evenals de officier van justitie kwalificeert de rechtbank de bewezenverklaarde handelwijze van de verdachte als zeer ernstig, maar de rechtbank komt toch tot een andere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, gezien de rechtbank komt tot een vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 300.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 200.000,00 aan materiële schade en € 100.000,00 aan immateriële schade. Namens de benadeelde partij is door
mr. V.C.D. Klaassen verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, opdat de daadwerkelijke schade in een eventueel hoger beroep kan worden gevorderd met een deugdelijke onderbouwing die door tijdgebrek in de huidige vordering ontbreekt.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering niet is onderbouwd en de behandeling hiervan te ingewikkeld is voor het strafproces.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
mr. L.E. van Zijl, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juli 2024.
Bijlage A: Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500 - 2024078759, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn – Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 410).

1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam] , opgemaakt op 11 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 16-17):

Ik doe aangifte van brandstichting. Hierdoor is er schade opgelopen aan de woning
van mijn vader. De woning is gelegen aan de [adres 2] te Reeuwijk.
Op dinsdag 10 oktober 2023 zag ik een melding komen op mijn telefoon, dit was om 22.19 uur. Ik zag dat er iemand voor de voordeur stond bij mijn vader thuis op de [adres 2] . Daar hangt voor de voordeur een ringdeurbel. Deze is gekoppeld aan mijn telefoon. Ik zag dat hij een benzinetank in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij benzine aan het uitstrooien was over de straat voor onze voordeur. Hierna zag ik ineens een groot licht in mijn scherm. Ik zag dat het vuur was. Ik zag op mijn app van de ring deurbel dat hij weg was gerend in de richting van de [straatnaam] te Reeuwijk. Toen de brand uit was zag ik dat de voordeur veel schade had opgelopen. Ik zag dat de deur zwarte vlekken had van de brand. Ook heeft de ringdeurbel schade opgelopen.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 23 en bijlage p. 25 t/m 27):

Op dinsdag 9 januari 2023 deed ik onderzoek naar de camerabeelden, afkomstig van de RING deurbel van de aangever, van de brandstichting aan de voordeur op dinsdag 10 oktober 2023.
Wanneer ik de video afspeel, zie ik dat de persoon een jerrycan in zijn rechterhand heeft en hiermee rond beweegt en een strooiende beweging maakt. Hierna zie ik dat de persoon naar de grond bukt en zijn linkerhand naar de grond gericht houdt. Ik zie een kleine lichte plek bij zijn hand ontstaan, waarna vrijwel direct een grote lichtvlek in het beeld ontstaat. Hierna is duidelijk te zien dat dit vlammen zijn. Ik zie dat de persoon vervolgens linksaf het beeld uitrent. Hierop is te zien dat het vermoedelijk om een man gaat. Ik zie dat hij donker haar, donkere wenkbrauwen een ringbaartje heeft.

3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 13):

Op dinsdag 10 oktober 2023 op de [adres 2] te Reeuwijk kregen wij beelden te zien van een ring deurbel van de eigenaar van de woning waarop een man was te zien met een jerrycan die een vloeistof gooide voor de voordeur en deze daarna inbrand stak. Wij zagen in de sloot achter de woning waar brand was gesticht een jerrycan in het water drijven. Toen wij deze jerrycan uit het water haalde met plastic handschoenen aan zagen wij een vloeistof in de jerrycan zitten en roken wij dat deze vloeistof rook naar benzine.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 28-30):

RINGDEURBEL
Op de beelden is te zien dat een persoon in zijn rechterhand een jerrycan heeft, waar hij een vloeistof uitgiet. Op de volgende pagina aan de linker kant een drietal screenshots van de beelden, waarop de jerrycan te zien is.
AANTREFFEN JERRYCAN
De in de sloot aangetroffen jerrycan is forensisch onderzocht. Door een forensisch medewerker is een foto gemaakt van deze jerrycan. De foto staat op de volgende pagina aan de rechter kant.
Zoals te zien op de screenshots en foto op de vorige pagina komt de in de sloot aangetroffen
jerrycan kwam vorm en grootte overeen met de jerrycan van de brandstichter. Het is zeer goed mogelijk dat dit dezelfde jerrycan betreft.

5. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] Reeuwijk), opgemaakt op 29 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 68-69 en bijlage p. 70-79):

Gedurende het forensische onderzoek werden de navolgende bevindingen gedaan.
Ik zag dat:
- de tegels van de voortuin, beroet waren [foto 1];
- de bakstenen op de muur, links naast de voordeur beroet waren [fotol];
- dit een gebied was van ongeveer twee bij vier meter [foto 2];
- op de tegels, een zonnescherm lag [foto 3] ;
- het plastic van elektriciteitsdraden van dit zonnescherm verkoold waren;
- op de tegels voor de voordeur, een leemte in de beroeting [foto 4];
- de voordeur en deurkozijnen aan de onderzijde beroet waren [foto 5];
- aan de onderzijde van het afdak boven de voordeur een beroeting zat [foto 6];
- de cameradeurbel beroet was;
- aan de linker onderzijde van het afdak, een inbranding zat [foto 7].
In de voortuin rook ik een geur, welke ik herkende als zijnde motorbenzine.
Ik zag dat het afschot van de voortuin verliep naar de straatzijde. Een tegel, welke aangrenzend aan gras lag, heb ik opgelicht. Ik rook de geur welke ik herkende als
zijnde motorbenzine. Met behulp van het detectiemiddel verkreeg ik tevens de
indicatie voor de aanwezigheid van vluchtige ontbrandbare vloeistoffen. Hierop ik heb een grondmonster veiliggesteld en voorzien van SIN AAPV2340NL voor nader forensisch onderzoek [foto 8,9].
In deze casus is er sprake van een opzettelijke brandstichting mede gelet op;
- de tactische informatie (camerabeelden) ;
- het aantreffen van vermoedelijk motorbenzine in de grond onder de tegels.
In deze casus was er een gemeen gevaar voor goederen ontstaan en te duchten, mede omdat;
- er schade was ontstaan aan de woning, welke eigendom is van een ander, anders dan de bewoner;
- schade was ontstaan aan eigendommen van de bewoner(s) ;
- indien de brand niet tijdig was geblust, de schade groter was geweest;
- het straatbord, behorende tot de gemeente schade had kunnen oplopen.
SIN: AAPV2340NL
Spooromschrijving: Brandrest
Wijze veiligstellen: Glas pot
Datum/tijd veiligstellen: 11 oktober 2023 om 17:35 uur
Plaats veiligstellen: Grondmonster 1 meter van gevel brandgebied

6. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek stuk van overtuiging (SVO), opgemaakt op 29 oktober 2023, voor zover inhoudende (p. 88-89 en bijlage 90-91):

Tijdens het ingestelde onderzoek aan de jerrycan met onbekende vloeistof werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen: Ik zag dat:
- het SVO een jerrycan betrof voorzien van een etiket met daarop de tekst “Summer
Screenwash” [foto 2];
- in de jerrycan, een vloeistofspiegel aanwezig was[foto 2];
Ik rook de geur van, welke ik herkende als zijnde motorbenzine.
Biologisch onderzoek
Ik heb het handvat van de jerrycan bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humaan
biologisch celmateriaal. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAPR2302NL en verzegeld. Ik heb de vloeistof van de jerrycansporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOU6368NL en verzegeld.

7. Het geschrift, te weten Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Reeuwijk op 10 oktober 2023, opgemaakt op 10 november 2023, voor zover inhoudende (p. 112):

SIN
Conclusie
AAPV2340NL
In de brandrest zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine. De patronen waarin de vluchtige stoffen zijn aangetoond wijzen erop dat de motorbenzine onderhevig is geweest aan microbiologische afbraakprocessen.
AAOU6368NL
De vloeistof bestaat uit twee lagen. De onderlaag is een waterige vloeistof. De bovenlaag is een ontbrandbare vloeistof: het is 4-takt benzine uit de klasse motorbenzine

8.Het geschrift, te weten Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een

brandstichting in Reeuwijk op 10 oktober 2023, opgemaakt op 15 december 2023, voor zover inhoudende (p. 116-117):

AAPR2302NL
AAPR2302NL#01
handvat jerrycan
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal drie personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- minimaal twee onbekende personen
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
DNA-mengprofiel AAPR2302NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.

9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 12 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 227):

V: Wij hebben het nummer [06-nummer] van jou. Klopt dat?
A: Ja, dat klopt.

10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 191-193):

Uit de politiesystemen bleek dat de moeder van de verdachte [verdachte] in mei 2023 het telefoon [06-nummer] had opgegeven als zijn telefoonnummer.
Uit de, door KPN, aangeleverde gevorderde historische verkeersgegevens bleek dat het
telefoonnummer [06-nummer] vrijwel dagelijks gebruik maakte van het Nederlandse
telecomnetwerk van 27 juni 2023 tot en met 21 december 2023.
10 oktober 2023
De eerstvolgende registratie met een basisstation is te 21:56 uur en betrof een onbekende sessie van 8839 seconden en hierbij werd gebruik gemaakt van een basisstation in Reeuwijk op het Treebord 19. Dit basisstation biedt dekking aan de locatie van de brandstichting op de [adres 2] te Reeuwijk. Dit was de laatste registratie voorafgaand aan de brandstichting te 22:19uur.

11. De eigen waarneming van de rechtbank in de raadkamer van de camerabeelden afkomstig van de RING deurbel van de aangever, voor zover inhoudende:

De rechtbank neemt waar dat een man brand sticht aan de voordeur van een woning door met een jerrycan vloeistof voor de voordeur te strooien en deze aan te steken. Op de camerabeelden is te zien dat de man donker haar, donkere wenkbrauwen en een ringbaard heeft. De snor van de ringbaard wordt in het midden onder de neus van de man onderbroken. De rechtbank neemt waar dat de verdachte op zijn SKDB-foto van 12 maart 2024 dezelfde uiterlijke kenmerken heeft als op de camerabeelden.
Verder neemt de rechtbank waar dat de man tijdens de brandstichting tezamen met een ander persoon is. Nadat de brand is gesticht rennen de man en de andere persoon linksaf het beeld uit.